Intern verslag 235

Grote huizen in en bij de Hinthamerstraat


Inhoudsopgave

Algemene inleiding, conclusies en samenvatting

In de Hinthamerstraat stond een aantal grote huizen, waarvan er verschillende mansio werden genoemd. Opmerkelijk is dat het aantal bewaard gebleven gegevens voor ieder complex zeer uiteenlopend is. Het lijkt erop dat enkele mansiones al in de veertiende eeuw zijn geliquideerd. Dat kan de reden zijn dat er nauwelijks gegevens over zijn. Maar soms bleven de complexen wél bestaan en zijn ze ofwel lang in het bezit van dezelfde familie gebleven ofwel overgegaan in handen van kerkelijke en maatschappelijke instellingen. Van enkele mansiones is het ontbindingsproces tot in detail te volgen. Voor een deel vond de liquidatie plaats na de grote stadsbrand van 1419.

Aan de zuidkant van de Hinthamerstraat kon een drietal mansiones worden getraceerd. Van west naar oost waren dit de mansio van Jacob Coptiten (waarschijnlijk Hinthamerstraat 49-51), de mansio van Jan Eelkens op de hoek van de Torenstraat (Hinthamerstraat 77-79-81) en de stenen huizen van het geslacht Van Erp en van Jan van Enode, broer van Bertoud van Heusden. Het gaat bij deze laatste om de percelen 5 tot en met 8 van de opgraving bij en op het Sint-Janskerkhof.1 Van de zojuist genoemde mansiones stond het eerste aan de straat, de andere twee waren enigszins naar achter gelegen en hadden waarschijnlijk een voorplein.
Aan de noordkant van de Hinthamerstraat bevond zich in de Late Middeleeuwen een rij van grote huizen die mansio of domus lapidea (steenhuis) werden genoemd. Deze huizen stonden veelal niet aan de straat, maar aan het water van de hier oost-west stromende Dieze. De complexen strekten zich vaak uit van de straat tot aan de stadsmuur. In de loop van de tijd werd hun bebouwing soms geheel of ten dele opgenomen in die van een klooster (de predikheren, de zusters van Orthen, de ‘fraters’) of een gasthuis (Groot Ziekengasthuis).

Deze complexen worden behandeld van west naar oost. Enkele van deze mansiones zijn al in een eerder rapport behandeld. Deze rapporten worden hier pro memorie vermeld.
1.Zie: H.W. Boekwijt en H.L. Janssen, Bouwen en wonen in de schaduw van de Sint Jan (’s-Hertogenbosch 1997) passim; M.W.J. de Bruijn, Aanvullend onderzoek naar de bebouwing in de Hinthamerstraat bij het Sint-Janskerkhof (percelen 4, 5 en 6) (Utrecht, april 1998); Aanhangsel ‘Aanvullend onderzoek naar de bebouwing in de Hinthamerstraat bij het Sint-Janskerkhof’ (Utrecht, augustus 1998).

De mansiones aan de zuidzijde van de Hinthamerstraat


De mansio van Jacob Coptiten (Hinthamerstraat 49-51?)

Ongeveer tezelfdertijd als de mansio van Gerit van Berkel uiteengevallen is (zie hierna), gebeurde dit met de mansio van Jacob Coptiten aan de andere zijde van de Hinthamerstraat (waarschijnlijk ter plaatse van het latere Hinthamerstraat 49-51). Een Jacob Coptiten wordt vermeld als schepen tussen 1347/48 en 1414/15.1 Waarschijnlijk gaat het om twee personen, een grootvader en kleinzoon. Het zal de eerste zijn geweest naar wie het goed werd vernoemd. De kleinzoon was een zoon van Willem Coptiten. Deze laatste was schepen in 1372/73, 1378/79 en 1388/89.2
In 1412 lijkt de mansio van Jacob Coptiten nog intact te zijn geweest. Op 7 oktober 1412 verkochten Jan van der Molen en zijn zoon Gillis een stukje erf achter de mansio van Jacob Coptiten tussen erf van genoemde Jacob en tussen erf van de erfgenamen van wijlen Klaas Nouden, strekkend van het erf van genoemde Jacob tot erf van wijlen Jan van Weert, aan genoemde Jacob Coptiten.3 Waarschijnlijk is deze mansio bedoeld in een oorkonde van 9 januari 1393, waarin Jacob zoon van wijlen Willem Coptiten een cijns verkocht uit de helft van een hem toebehorend huis en erf gelegen tussen erf van Jan Vynninc goudsmid en erf van wijlen Jan van Weert.4
Ook in 1422 wordt de mansio nog als zodanig vermeld. Op 11 december van dat jaar verkocht Gijsbrecht Coptiten het genoemde stukje erf aan Gerit de Waal, zoon van wijlen Lambrecht, Jacob van Dommelen en Gijsbrecht van Oyen busmaker.5 Het is overigens denkbaar dat de tekst nog uit de genoemde schepenakte van 1412 is overgenomen.
Uit het feit dat een Gijsbrecht Coptiten het stukje erf overdroeg, kan worden afgeleid dat Jacob inmiddels was overleden. Dit blijkt inderdaad het geval te zijn uit een akte van 2 maart 1423. In deze akte gaven de genoemde Jacob van Dommelen, Gerit de Waal en Gijsbrecht van Oyen – hier faber, smid genoemd – stukjes erf van een huisplaats van Jacob Coptiten in erfelijke cijns.6 Zij hadden van het klooster Por-
1.B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in ’s-Hertogenbosch voor 1629 (Assen-Maastricht 1986) 257-262.
2.Ald. 259-260.
3.R. 1188, f. 5: Iohannes van der Molen et Egidius eius filius particulam hereditatis sitam in Buscoducis retro mansionem Iacobi Coptiten in vico Hijnthamensi inter hereditatem dicti Iacobi ex uno et inter hereditatem heredum quondam Nycholai Noyden ex alio, tendentem ab hereditate dicti Iohannis ad hereditatem quondam Iohannis van Weert --- hereditarie vendidit dicto Iacobi Coptiten.
4.R. 1179, blz. 441: Iacobus filius quondam Willelmi Coptiten vendidit Iohanni Monics hereditarium censum sex librarum monete, solvendum hereditarie nativitatis Domini ex medietate ad dictum venditorem spectante in domo et area sita in Buscoducis in vico Hijntamensi inter hereditatem Iohannis Vynninc aurifabri ex uno et inter hereditatem quondam Iohannis de Weert ex alio atque in attinentiis dicte domus et aree universis.
5.R. 1193, f. 162: Ghijselbertus Coptiten particulam hereditatis, sitam in Buscoducis retro mansionem Iacobi Coptiten in vico Hijnthamensi inter hereditatem dicti Iacobi ex uno et inter hereditatem heredum quondam Nycholay! Noyden ex alio, tendentem ab hereditate Iohannis vander Molen ad hereditatem quondam Iohannis van Weert, venditam dicto Iacobo Coptiten a predicto Iohanne vander Molen et Egidio suo filio, prout in litteris, hereditarie supportavit Gerardo die Wael, filio quondam Lamberti, ad opus sui et ad opus Iacobi de Dommelen necnon Ghijsberti de Oyen den buschmeker.
6.R. 1193, f. 183v.-184v.: Notum sit universis quod cum Iacobus de Dommelen, Gerardus die Wael Lambrechts zoen et Ghiselbertus de Oyen faber quoddam domistadium cum suis edificiis et pertinenti-
ta Celi verkregen zekere huisplaats met bebouwing en toebehoren van wijlen Jacob Coptiten in de Hinthamerstraat tussen erf van wijlen Hille van Weert en erf van wijlen Jan Vinninc (ook in deze akte doorgehaald: goudsmid); en een tot die huisplaats behorende weg, strekkend van de huisplaats tot de Kerkstraat.
De door hen uit te geven delen van de huisplaats werden zoals de akte zegt ex transverso – dus dwars – verdeeld vanaf het eind van het achterhuis van Gosen de Wolf pelser lijnrecht tot het eind van het achterhuis en zijn dakdrup van wijlen Jan Vinninc goudsmid.
Een eerste deel werd in cijns gegeven aan Jan Boudensz. schoenmaker, zoon van Jan Boudensz. schoenmaker voor een oude groot aan de hertog, een al bestaande cijns van 20 schellingen en een cijns van 9 pond aan de uitgevers. Het ging om het voorste deel van een voorste deel van de huisplaats naar de Markt toe. De nadere specificatie is niet te begrijpen omdat de tekst ten dele onleesbaar is.1
Soortgelijke delen van het voorste deel van de huisplaats, gelegen naar de Sint-Janskerk toe, nu gelegen tussen erf van wijlen Hille van Weert en de overige voorste delen van de huisplaats, gaven zij in cijns aan Gosen Hellinc, zoon van Jan Hellinc,
 is universis quondam Iacobi Coptiten, sitis in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem quondam Hylle van Weert ex uno et inter hereditatem quondam Iohannis Vynninc (doorgehaald: aurifabri) ex alio, item quandam viam ad dictum domistadium pertinentem, tendentem a dicto domistadio usque ad vicum Ecclesie, erga fratrem Henricum Tule?, priorem, fratrem Gerardum Scilder, suppriorem, fratrem Godefridum de Hoculem, cellerarium, et fratrem Rodolphum de Laet, conventualem conventus de porta Celi, ex parte et nomine dicti conventus et quorumcumque conventualium eiusdem conventus presentium et futurorum ad censum acquisierant, prout in litteris, constituti coram scabinis dictus Iacobus, Gerardus et Ghiselbertus quasdam partes cuiusdam partis dicti domistadii, videlicet mensurando iamdictam partem dicti domistadium ex transverso ab extremitate posterioris domus Goeswini die Wolf pellificis linealiter ad extremitatem posterioris domus et eius stillicidio! quondam Iohannis Vynnincs aurifabri, illius videlicet partis dicti domistadii, que pars est anterior sita versus vicum Hijnthamensem, videlicet mensurando iamdictam partem dicti domistadii ob? eius longum? a dicto vico usque ad posteriorem finem? eiusdem domistadii sitam versus vicum Ecclesie, anteriorem vero partem eiusdem anterioris partis dicti domistadii que est sita inter dictum vicum Hijnthamensem et inter murum intersticialem consistentem ibidem ultra quoddam penu in eadem parte anteriori partis anterioris consistentem necnon posteriorem partem dicte anterioris partis domistadii predicti, que sita est in extremo? ... anterioris partis domistadii predicti inter dictam posteriorem partem partem dicti domistadii et inter quendam cameram lapideam et partem hereditatis iuxta dictam cameram consistentem in duas partes equales, videlicet illas partes dicte anterioris partis dicti domistadii que site sunt versus Forum, simul cum dicta camera lapidea ibidem consistente in medio iamdictum partium, et que partes et cameram ... dicti quondam Iohannis Vynninc ex uno et inter reliquas partes domistadii predicti ex alio nunc ibidem site sunt et palate?, ut dicebant, dederunt ad hereditarium censum Iohanni dicto Baudens soen sutori, filio Iohannis Baudens soen sutoris --- ... inter easdem partes consistent.. ab eodem hereditarie possidend.. pro uno grosso antiquo nostri domino duci et et! hereditario censu xx solidorum monete exinde prius de iure solvendis, dandis etcetera, atque pro hereditario censu ix librarum monete, dando sibi ab alio mediatim nativitatis Iohannis et mediatim nativitatis Domini ex premissis ---.
 Consimiles reliquas partes dicte anterioris partis dicti domistadii per totum ut supra, simul cum illa parte hereditatis que sita est iuxta dictum cameram lapideam inter partes predictas, videlicet illas partes que site sunt versus ecclesiam dicti Iohannis ewangeliste, et que partes ac particula hereditatis nunc site sunt inter hereditatem dicte quondam Hylle de Weert et inter reliquas partes anteriores partis dicti domistadii et cameram lapideam predictam, prout ibidem site sunt et palate, ut dicebant, dederunt ad hereditarium censum Goeswino Hellinc, filio Iohannis Hellinc --- pro uno grosso antiquo domini! nostri! ducis! et hereditario censu xx solidorum monete, dandis etcetera, atque pro hereditario censu septem librarum monete predicte, dando per totum ut supra.
1.Het derde deel van de cijns van 9 pond droeg Jacob van Dommelen op 29 april 1423 over aan Gijsbrecht van Oyen (R. 1193, f. 197).
eveneens voor één oude groot aan de hertog, een bestaande cijns van 20 schellingen en voor 7 pond aan de uitgevers.
Het achterste deel van de huisplaats gelegen ten slotte naar de Kerkstraat toe en de weg van de huisplaats naar de Kerkstraat toe gaven zij in cijns aan Ludeke van der Poorten schoenmaker, Dirk van Cuijk riemsnijder en Wouter zoon van wijlen Jan van Beugen voor een cijns van 5 pond en 10 schellingen.1 Dit achterste deel werd op 4 mei 1423 door de genoemde drie gedeeld.2
1.R. 1193, f. 183v.-184v.: Notum sit universis quod cum Iacobus de Dommelen, Gerardus die Wael Lambrechts zoen et Ghiselbertus de Oyen faber quoddam domistadium cum suis edificiis et pertinentiis universis quondam Iacobi Coptiten, sitis in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem quondam Hylle van Weert ex uno et inter hereditatem quondam Iohannis Vynninc (doorgehaald: aurifabri) ex alio, item quandam viam ad dictum domistadium pertinentem, tendentem a dicto domistadio usque ad vicum Ecclesie, erga fratrem Henricum Tule?, priorem, fratrem Gerardum Scilder, suppriorem, fratrem Godefridum de Hoculem, cellerarium, et fratrem Rodolphum de Laet, conventualem conventus de porta Celi, ex parte et nomine dicti conventus et quorumcumque conventualium eiusdem conventus presentium et futurorum ad censum acquisierant, prout in litteris, constituti coram scabinis dictus Iacobus, Gerardus et Ghiselbertus quasdam partes cuiusdam partis dicti domistadii, videlicet mensurando iamdictam partem dicti domistadium ex transverso ab extremitate posterioris domus Goeswini die Wolf pellificis linealiter ad extremitatem posterioris domus et eius stillicidio! quondam Iohannis Vynnincs aurifabri, illius videlicet partis dicti domistadii, que pars est anterior sita versus vicum Hijnthamensem, videlicet mensurando iamdictam partem dicti domistadii ob? eius longum? a dicto vico usque ad posteriorem finem? eiusdem domistadii sitam versus vicum Ecclesie, anteriorem vero partem eiusdem anterioris partis dicti domistadii que est sita inter dictum vicum Hijnthamensem et inter murum intersticialem consistentem ibidem ultra quoddam penu in eadem parte anteriori partis anterioris consistentem necnon posteriorem partem dicte anterioris partis domistadii predicti, que sita est in extremo? ... anterioris partis domistadii predicti inter dictam posteriorem partem partem dicti domistadii et inter quendam cameram lapideam et partem hereditatis iuxta dictam cameram consistentem in duas partes equales, videlicet illas partes dicte anterioris partis dicti domistadii que site sunt versus Forum, simul cum dicta camera lapidea ibidem consistente in medio iamdictum partium, et que partes et cameram ... dicti quondam Iohannis Vynninc ex uno et inter reliquas partes domistadii predicti ex alio nunc ibidem site sunt et palate?, ut dicebant, dederunt ad hereditarium censum Iohanni dicto Baudens soen sutori, filio Iohannis Baudens soen sutoris --- ... inter easdem partes consistent.. ab eodem hereditarie possidend.. pro uno grosso antiquo nostri domino duci et et! hereditario censu xx solidorum monete exinde prius de iure solvendis, dandis etcetera, atque pro hereditario censu ix librarum monete, dando sibi ab alio mediatim nativitatis Iohannis et mediatim nativitatis Domini ex premissis ---.
 ---.
 Consimiles reliquas partes dicte anterioris partis dicti domistadii per totum ut supra, simul cum illa parte hereditatis que sita est iuxta dictum cameram lapideam inter partes predictas, videlicet illas partes que site sunt versus ecclesiam dicti Iohannis ewangeliste, et que partes ac particula hereditatis nunc site sunt inter hereditatem dicte quondam Hylle de Weert et inter reliquas partes anteriores partis dicti domistadii et cameram lapideam predictam, prout ibidem site sunt et palate, ut dicebant, dederunt ad hereditarium censum Goeswino Hellinc, filio Iohannis Hellinc --- pro uno grosso antiquo domini! nostri! ducis! et hereditario censu xx solidorum monete, dandis etcetera, atque pro hereditario censu septem librarum monete predicte, dando per totum ut supra ---.
 ---.
 Notum sit universis per totum ut supra usque constituti igitur dictus Iacobus, Gerardus et Ghiselbertus posteriorem partem dicti domistadii que sita est versus dictum vicum Ecclesie atque dictam viam ibidem tendentem a dicto domistadio versus dictum vicum Ecclesie, prout dicta posterior pars et via ibidem site sunt et palate, ut dicebant, dederunt ad hereditarium censum Ludekino vander Porten sutori, Theoderico van Kuyck corrigiatori et Woltero filio quondam Iohannis van Bueghen --- pro hereditario censu quinque librarum et decem solidorum monete, dando sibi ab aliis ut supra.
2.R. 1193, f. 199: Theodericus de Kuyck corrigiator, Wolterus filius quondam Iohannis de Bueghen et Ludekinus vander Poirten sutor palam recognoverunt se quandam divisionem hereditariam mutuo fecisse de quadam parte cuiusdam hereditatis olim Iacobi Coptiten, site in Buscoducis in vico

Bezitters voorste deel naar de Markt toe:

klooster Porta Celi 1423.03.02 »
Jan Jansz. Boudens schoenmaker

Bezitters voorste deel naar de Sint-Jan toe:

klooster Porta Celi 1423.03.02 »
Gosen Jansz. Hellinc

Bezitters achterste deel en weg:

klooster Porta Celi 1423.03.02 »
Ludeke van der Poorten schoenmaker, Dirk van Cuijk riemsnijder en Wouter Jansz. van Beugen

Een mansio op de hoek van de Torenstraat (Hinthamerstraat 77-79-81)

Aan de zuidzijde van de Hinthamerstraat en de westkant van de Torenstraat bevond zich de mansio die waarschijnlijk in de eerste helft van de veertiende eeuw toebehoorde aan Jan Eelkens, schepen van ’s-Hertogenbosch in 1332/33. Hij was gehuwd met Beel, die in 1355 als zijn weduwe werd vermeld.1 In een schepenakte van 19 mei 1424 wordt vermeld dat Beel dochter van wijlen Jan Eelkens, weduwe van Leunis van Lancvelt, een mansio vermaakt had aan haar bloedverwant Geerling van Gemert, zoon van wijlen Jan van Gemert.2 Zonen van Jan Eelkens en Beel, Arnoud3
 Hijnthamensi, prout huiusmodi hereditas ibidem sita est et dictus quondam Iacobus in eadem residere consueverat, videlicet de posteriori parte predicte hereditatis, que sita est ibidem versus vicum Ecclesie necnon de quadam via ibidem situata, tendente a dicta posteriori hereditate predicta usque dat dictum vicum Ecclesie, prout dicta posterior pars et via ibidem site sunt et limitate, ut dicebant.
 Mediante qua divisione quedam particula hereditatis de dicta posteriori parte hereditatis predicte que sita est ibidem inter hereditatem Goeswini Wolf et hereditatem primodicti Theoderici ex uno et inter quandam viam quatuor pedatarum ibidem sumptam et ordinatam in supradicta posteriori parte hereditatis predicte ex alio, prout iamdicta particula hereditatis ad modum yepse? ibidem sita est et palata, ut dicebat, dicto Theoderico cessit in partem ---.
 Et mediante qua divisione quedam particula hereditatis de dicta posteriori parte hereditatis predicte, que particula ibidem sita est in medio iuxta iamdictam viam ibidem ordinatam in supradicta posteriori parte hereditatis predicte, dempta tamen quadam via quatuor? pedatarum ibidem supta et ordinata in fine iamdicte particule hereditatis ad latitudinem eiusdem particule hereditatis, prout iamdicta particula hereditatis ibidem sita est et palata, ut dicebant, dicto Woltero cesserunt in partem ---.
 Et mediante qua divisione quedam particula hereditatis de dicta posteriori parte hereditatis primodicte, que sita est inter hereditatem Henrici Mostart ex uno et inter ultimodictam particulam hereditatis ex alio, prout ibidem sita est et? palata, dicto Ludekino cessit in partem ---, talibus annexis condicionibus quod supradicte vie erunt et perpetue permanebunt communes predictis Theoderico, Woltero et Ludekino et eisdem utentur ad eorum profectum, et quod supradicte vie ibidem, ut premittitur in supradicta posteriori parte ordinate, habebunt et perpetue obtinebunt latitudinem quatuor pedatarum.
1.Groot Begijnhof 20. Zie hierna.
2.Notum sit universis quod cum domicella Mabelia filia quondam Iohannis Elye, relicta quondam Leonii de Lancvelt, mansionem quandam sitam in Buscoducis in vico Hinthamensi inter hereditatem quondam Henrici de Zambeke ex uno et inter communem plateam ibidem tendentem a dicto vico Hintamensi versus ecclesiam sancti Iohannis evangeliste in Buscoducis ex alio, que mansio cum suis attinentiis predicta tendit a dicto vico Hintamensi retrorsum usque ad hereditatem Theoderici vander Poirten ---.
3.Vermelding uit 1562: R. 1805, f. 274v.: Arnoudum de Gemart, filium quondam Iohannis Elie.
en Emond,1 noemden zich Van Gemert. Hieruit kan worden afgeleid dat het adellijke geslacht Van Gemert tot de voorouders behoorde.2 Jan Eelkens wordt als schepen van ’s-Hertogenbosch vermeld in 1332/33, zijn schoonzoon Leunis van Lancvelt in 1357/58, 1362/63, 1376/77, 1380/81 en 1384/85.3
Zijn weduwe Beel vermaakte dit complex aan haar bloedverwant Geerling zoon van wijlen Jan van Gemert.4 Hij verkavelde het in het eerste kwart van de vijftiende eeuw in een aantal percelen. Dit is gebeurd na de stadsbrand van 1419. Er wordt in de akten nog wel gesproken over een hoog huis, maar het lijkt erop dat alleen de muren ervan of een deel van de muren nog overeind stonden. Deze werden waarschijnlijk ten dele in de nieuwe kavels en bebouwing opgenomen.
De mansio van Jan Eelkens werd gesitueerd tussen erf van wijlen Hendrik van Zambeke en de openbare straat strekkend van de Hinthamerstraat naar de Sint-Janskerk achter tot aan het erf van Dirk van der Poorten.5 Dat het bij deze straat om de Torenstraat ging, blijkt onder meer uit een oorkonde van 16 maart 1355, waarin het huis van de ouders van Arnoud van Gemert, zoon van Jan Eelkens, gesitueerd werd tegenover de predikheren tussen erf van wijlen Hendrik van Zambeke en de openbare straat.6 Het perceel van Hendrik van Zambeke was waarschijnlijk het tegenwoordige Hinthamerstraat 75, dat van Dirk van der Poorten het hoekhuis aan de noordkant van de Kerkstraat. Uit een oorkonde van 18 december 1454 blijkt dat het huis ook in bezit is geweest van Emond van Gemert, zoon van Jan Eelkens. Er ging namelijk een cijns uit van 5 pond. Op genoemde datum droeg Liesbet weduwe van Engbrecht zoon van wijlen Peter Scheenken kramer haar vruchtgebruik van de helft van deze cijns over aan hun beider zoon Simon. Er werd toen gesproken van het hele erf van wijlen Emond van Gemert, zoon van wijlen Jan Eelkens tegenover het predikherenklooster tussen erf van wijlen Hendrik van Zambeke en de openbare straat. Peter Scheenken, zoon van wijlen Scheenken, had de cijns verkregen van Hendrik zoon van wijlen Hendrik Odenz. Simon droeg de helft van die cijns vervolgens over aan Gillis Dunnecop, zoon van wijlen Jacob Dunnecop pelser.7
1.R. 1225, f. 181v. (1454.12.18).
2.Groot Begijnhof 20 (1355.08.25): hereditatem in qua domicella Bela relicta quondam Iohannes Elye ad presens moratur. Blijkens een aantekening op de rugzijde handelt deze oorkonde over 56 schellingen after den toren.
3.Jacobs, Justitie en politie, 256 en 258-260.
4.R. 1194, f. 109-109v. (1424.05.19; zie hierna). Waarschijnlijk was de met Jan Eelkens gehuwde Beel een Van Gemert.
5.Bv. R. 1194, f. 109: mansionem quandam sitam in Buscoducis in vico Hinthamensi inter hereditatem quondam Henrici de Zambeke ex uno et inter communem plateam ibidem tendentem a dicto vico Hintamensi versus ecclesiam sancti Iohannis evangeliste in Buscoducis ex alio, que mansio cum suis attinentiis predicta tendit a dicto vico Hintamensi retrorsum usque ad hereditatem Theoderici vander Poirten, en R. 1195, f. 90 (1425.03.17): mansionem quandam sitam in Buscoducis in vico Hintamensi inter hereditatem quondam Henrici de Zanbeke! ex uno et inter communem plateam ibidem ex alio, tendentem a communi vico Hintamensi versus ecclesiam sancti Iohannis evangeliste retrorsum usque ad hereditatem Theoderici vander Porten.
6.Vermelding uit 1562: R. 1805, f. 274v.: domum, aream ac totam hereditatem que fuerat parentum eiusdem Arnoudi, sitas in Buscoducis ad vicem Hinthamensem in opposito conventus predicatorum inter hereditatem Henrici quondam de Zambeke ex uno et inter communem plateam tendentem ibidem ex alio --- Arnoudum de Gemart, filium quondam Iohannis Elie.
7.R. 1225, f. 181v.: Dicta Elizabeth ut supra (= Elizabeth relicta quondam Engberti filii quondam Petri Sceenken institoris, filii quondam Iohannis) usufructum sibi ut dicebat competentem in medietate hereditarii census quinque librarum monete, solvendi mediatim nativitatis Domini et mediatim Iohannis Baptiste de domo et area ac tota hereditate que fuerat quondam Emondi de Gemert, filii quondam Iohannis Elye, ad vicum Hijnthamensem in op-

Bezitters:

Jan Eelkens
zijn weduwe Beel (van Gemert)
Emond van Gemert, zoon van Jan Eelkens
Beel dochter van Jan Eelkens en Beel (van Gemert), gehuwd met Leunis van Lancvelt, legaat »
haar bloedverwant Geerling Jansz. van Gemert

Overdrachten van 27 oktober 1419 (percelen langs de Hinthamerstraat)

Op 27 oktober 1419 verdeelde heer Geerling van Gemert, kanunnik van Sint-Oedenrode het voorste deel van het perceel van de mansio in drieën.Waarschijnlijk gaat het hier om het tegenwoordige Hinthamerstraat 77, 79 en 81. Dit voorste deel werd omschreven als een derde deel van een stuk erf van wijlen Beel weduwe van Leunis van Lancvelt tussen een steeg strekkend van de Hinthamerstraat naar de kerk van Sint-Jan evangelist aan de ene zijde en tussen erf van Herman zoon van wijlen Marten Bakker, eertijds Hendrik van Zambeke aan de andere zijde, welk deel strekt van de Hinthamerstraat tot zekere daar geplaatste palen. Het deel erf werd verdeeld ex transverso van de Hinthamerstraat naar achter tot aan overig erf van heer Geerling in drie gelijke delen. Opmerkelijk is hier de betekenis van ex transverso; in plaats van overdwars, wat men zou verwachten, betekent het hier immers in de lengte. Het nieuwe perceel langs de Torenstraat (Hinthamerstraat 81) gaf hij in cijns aan Pauwels zoon van wijlen Tielman van Uden tripmaker (calopodiator); het middelste (nr. 79) aan Gijsbrecht van Ganshuizen kramer; en het meest westelijke (nr. 77) aan Jan zoon van Pauwels van Os den zoelmeker (waarschijnlijk hetzelfde als calopodiator of tripmaker).1 Omdat de eerstgenoemde uitgifte voluit geschreven
 opposito conventus predicatorum in Buscoducis inter hereditatem quondam Henrici de Zambeke ex uno et inter communem plateam ex alio, quem censum Petrus Sceenken, filius quondam Iohannis Sceenken erga Henricum filium quondam Henrici Oeden soen acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit dicto Symoni (= filio Elizabeth et quondam Engberti predictorum) ---.
 Notum sit universis quod cum ita actum esset, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Symon medietatem dicti census hereditarie supportavit michi ad opus dicti Egidii (= Dunnecop, filii quondam Iacobi Dunnecop pellificis).
1.R. 1191, f. 412: Dominus Gerlacus de Ghemer!, canonicus sancte Ode rodensis, unam terciam partem cuiusdam partis hereditatis quondam domicelle Mabelie relicte quondam Leonii de Langvelt inter quendam viculum tendentem a dicto vico Hijnthamensi versus ecclesiam beati Iohannis ewangeliste ex uno et inter hereditatem Hermanni filii quondam Martini Pistoris, olim Henrici de Zambeke, ex alio, que pars hereditatis tendit a dicto vico Hijnthamensi ad quosdam palos ibidem ordinatos, videlicet dividendo dictam partem hereditatis ex transverso, mensurando a dicto vico Hijnthamensi retrorsum versus hereditatem reliquam dicti domini Gerlaci in tres partes equales, illam scilicet terciam partem dicte partis hereditatis que sita est contigue iuxta dictum viculum tendentem a dicto vico Hijnthamensi versus dictam ecclesiam, ut dicebat, dedit ad hereditarium censum Paulo filio quondam Tyelmanni van Uden calopodiatori, ab eodem hereditarie possidendam pro xl solidis hereditarii census monete, dandis et solvendis a dicto Paulo hereditarie terminis et locis ad hoc debitis et consuetis in defalcationem hereditarii census quinque librarum dicte monete heredibus quondam Gerardi Vosken et hereditarii census xx solidorum eiusdem monete decano et capitulo beati Iohannis in Buscoducis ex dicta integra hereditate solvendis sic et taliter quod ad et supra reliquas duas tercias partes dicte partis hereditatis nec ad et supra reliquas hereditates dicti domini Gerlaci et eius bona dampna exinde non eveniant in futurum, atque pro hereditario censu xvii librarum monete, dando dicto domino Gherlaco a dicto Paulo hereditarie mediatim nativitatis Domini et mediatim nativitatis Iohannis ---.
 Dictus dominus Gherlacus unam terciam partem dicte partis hereditatis quondam domicelle Mabelye ut supra dividendo in tres partes ut supra, videlicet mediam terciam partem dicte hereditatis, ut dice-
is, behandel ik ze in deze volgorde.
Het eerste deel (Hinthamerstraat 81) werd omschreven als het derde deel van het genoemde deel erfs wat gelegen is naast de genoemde steeg van de genoemde Hinthamerstraat naar de genoemde kerk. De uitgifte gebeurde tegen een cijns van 40 schellingen in afkorting van een cijns van 5 pond aan de erfgenamen van wijlen Gerit Vosken, een cijns van 20 schellingen aan het kapittel van de Sint-Jan uit het hele erf, en een cijns van 17 pond aan heer Geerling.
De cijns van 17 pond droeg mr. Geerling van Gemert over aan Peter Scheenken kramer. Op 18 december 1454 transporteerde Liesbet weduwe van Engbrecht zoon van wijlen Peter Scheenken haar vruchtgebruik van de helft van deze cijns aan hun beider zoon Simon, die deze helft op dezelfde datum overdroeg aan Gielis Dunnecop, zoon van wijlen Jacob Dunnecop.1

Bezitters:

Geerling van Gemert 1419.10.27 »
Paulus Tielmansz. van Uden tripmaker

Het middelste deel (Hinthamerstraat 79) werd niet gesitueerd. Het werd uitgegeven aan Gijsbrecht van Ganshuizen kramer voor 40 schellingen in afkorting van de genoemde cijns van 5 pond, 20 schellingen aan de Sint-Jan, en 8 pond aan heer Geerling.
Op 29 juli 1423 droeg Gijsbrechts weduwe Korstien dit derde deel, dat niet nader gesitueerd werd, over aan Meus van der Mynnen, zoon van wijlen Meus van der Minnen.2
De cijns van 8 pond droeg mr. Geerling van Gemert over aan Peter Scheenken kramer. Op 18 december 1454 transporteerde Liesbet weduwe van Engbrecht zoon van wijlen Peter Scheenken haar vruchtgebruik van de helft van deze cijns aan hun beider zoon Simon, die deze helft op dezelfde datum overdroeg aan Gielis Dunnecop, zoon van wijlen Jacob Dunnecop.3
 dicebat, dedit ad hereditarium censum Ghiselberto van Ghanshuysen institori, ab eodem hereditarie possidendam pro xl solidis hereditarii census monete, dandis etcetera in defalcationem dictorum censuum quinque librarum et xx solidorum ut supra, sic quod dampna non eveniant ut supra, atque pro hereditario censu octo librarum monete, dando ut supra ---.
 ---.
 Dictus dominus Gherlacus unam terciam partem dicte partis hereditatis quondam domicelle Mabelie ut supra, dividendo in tres partes ut supra, videlicet illam terciam partem que sita est iuxta hereditatem dicti Hermanni, ut dicebat, ad hereditarium censum Iohanni filio Pauli van Os den zoelmeker, ab eodem hereditarie possidendam pro xl solidos hereditarii census monete, dandis etcetera in defalcacionem dicti census quinque librarum et xx solidorum ut supra, atque pro hereditario censu octo librarum monete, dandis ut supra ---.
1.R. 1225, f. 180v.-181.
2.R. 1193, f. 409v.: Cristina relicta quondam Ghiselberti de Ganshusen cum tutore terciam partem cuiusdam partis hereditatis quondam domicelle Mabelie relicte quondam Leonii de Lancvelt, site in Buscoducis in vico Hinthamensi inter quendam viculum tendentem a dicto vico Hintamensi versus ecclesiam beati Iohannis evangeliste in Buscoducis ex uno et inter hereditatem Hermanni filii quondam Martini Pistoris, olim Henrici de Zambeke, ex alio, que pars hereditatis predicte tendit a dicto vico Hinthamensi ad quosdam palos ibidem ordinatos, scilicet dividendo dictam partem hereditatis ex transverso, mensurando a dicto vico Hintamensi retrorsum versus reliquam hereditatem dicti domini Gerlaci! in tres partes equales, de hiis tribus partibus mediam partem, quam mediam partem Ghiselbertus de Ganshuzen erga dominum Gerlacum de Gemert, canonicum in Rode, ad pactum acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Bartholomeo vander Mynnen, filio quondam Bartholomei vander Mynnen.
3.R. 1225, f. 181.

Bezitters:

Gijsbrecht van Ganshuizen kramer
zijn weduwe Korstien 1423.07.29 »
Meus Meusz. van der Minnen

Het derde deel (Hinthamerstraat 77) werd evenmin gesitueerd. Het werd door heer Geerling uitgegeven aan Jan zoon van Pauwels van Os den zoelmeker (waarschijnlijk ook een tripmaker), eveneens voor 40 schellingen in afkorting van 5 pond, 20 schellingen aan de Sint-Jan en 8 pond aan heer Geerling. Deze droeg de cijns van 8 pond op 28 augustus 1421 over aan Peter Scheenken die cremer, zoon van wijlen Jan.1 Op 18 december 1454 transporteerde Liesbet weduwe van Engbrecht zoon van wijlen Peter Scheenken haar vruchtgebruik van de helft van deze cijns aan hun beider zoon Simon, die deze helft op dezelfde datum overdroeg aan Gielis Dunnecop, zoon van wijlen Jacob Dunnecop.2
Jan Pauwelsz. van Os transporteerde het erf op 24 november 1422 aan Jan de Rijk, zoon van wijlen Jan Alardsz. tripmaker.3 Later behoorde het perceel aan Aart Lambrechtsz. van den Heuvel, die het overdroeg aan Jacob zoon van wijlen Jan van der Hoeven. Deze transporteerde het op 22 november 1455 – met een stenen muur met zijn ondergrond achter erf van Rutger die Cremer aan de ene en tussen erf van Korstiaan natuurlijke zoon van Aart Korstiaansz. van den Mortel – aan Willemke weduwe van Jan Jansz. van Cromvoirt.4 Haar zoon Ermbrecht droeg dit complex op 16 januari 1459 over aan Jan van Hasselt, zoon van wijlen Jan van Hasselt.5

Bezitters:

Geerling van Gemert 1419.10.27 »
Jan Pauwelsz. van Os tripmaker 1422.11.24 »
Jan Jan Alardsz. de Rijk tripmaker
??
Aart Lambrechtsz. van den Heuvel »
1.R. 1192, f. 229.
2.R. 1225, f. 181-181v.
3.R. 1193, f. 258: Iohannes filius Pauli de Os die zeelmeker unam terciam partem cuiusdam partis hereditatis quondam domicelle Mabelie relicte quondam Leonii de Lancvelt, site in Buscoducis in vico Hintamensi inter quendam viculum tendentem a dicto vico Hintamensi versus ecclesiam beati Iohannis evangeliste in Buscoducis ex uno et inter hereditatem Hermanni filii quondam Martini Pistoris, olim Henrici de Zanbeke! ex alio, que tercia pars sita est ibidem proxime iuxta (hereditatem) dicti Hermanni, et quam terciam partem primodictus Iohannes filius Pauli de Os erga dominum Gerlacum de Gemert, canonicum sancte Ode rodensis, pro hereditario censu xl solidorum monete atque pro hereditario censu octo librarum ad censum acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Iohanni die Rijc, filio quondam Iohannis Alarts soen calopodiatori.
4.R. 1226, f. 19: Iacobus filius quondam Iohannis vander Hoeven cultellifex unam terciam partem cuiusdam partis hereditatis quondam domicelle Mabelie relicte quondam Leonii de Lancvelt, site in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter quendam viculum tendentem a dicto vico Hijnthamensi versus ecclesiam beati Iohannis evangeliste in Buscoducis ex uno et inter hereditatem Hermanni filii quondam Martini Pistoris, olim Henrici de Zambeke, que tercia pars sita est ibidem iuxta hereditatem Hermanni predicti; insuper quendam murum lapideum cum eius fundo retro hereditatem Rutgeri die Cremer situm ex uno et inter hereditatem Cristiani filii naturalis quondam Arnoldi filii quondam Cristiani vanden Mortel ex alio, quas terciam partem partis hereditatis predicte et murum lapideum dictus Iacobus filius quondam Iohannis vander Hoeven cultellifex erga Arnoldum vanden Hoevel, filium quondam Lamberti, acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Willelme relicte quondam Iohannis de Cromvoert, filii quondam Iohannis.
5.R. 1229, f. 255.
Jacob Jansz. van der Hoeven 1455.11.22 »
Willemke weduwe Jan Jansz. van Cromvoirt
haar zoon Ermbrecht 1459.01.16 »
Jan Jansz. van Hasselt

Overdrachten van 7 september 1423 (percelen langs de Torenstraat)

Het perceel in de Torenstraat achter de zojuist genoemde drie percelen werd op 7 september 1423 door mr. Geerling van Gemert verkocht aan Meus van der Minnen, zoon van wijlen Meus van der Minnen, de bezitter van het hierboven genoemde middelste perceel Hinthamerstraat 79. Het ging om een leeg erf tussen het in 1419 in drieën uitgegeven erf aan de ene zijde en tussen de oude muren van de zaal van Geerling. Het erf strekte zich uit van de steeg tot aan erf van Herman Bakker. Mr. Geerling behield zich een strook voor van 6 voet (1,72 m) breed langs de muur van de zaal.
Op dezelfde datum sloten Geerling en Meus een overeenkomst over een stenen muur tussen hun erven. Zij zouden die muur ter hoogte van 9 voet (2,58 m) elk voor de helft op hun eigen erf bouwen en gezamenlijk onderhouden. Wanneer zij op die muur zouden bouwen, zouden zij op hun eigen erf moeten afwateren.1
Mogelijk had Meus voor het bouwen van die muur geld nodig. In ieder geval verkocht hij op 10 september 1423 een cijns van 4 pond uit zijn erf aan de Hinthamerstraat, uit het zojuist genoemde erf en uit een erf aan het Hinthamereinde.2
1.R. 1193, f. 431: Notum sit universis quod cum magister Gerlacus de Gemert hereditatem quandam sitam in Buscoducis in vico Hintamensi in opposito conventus fratrum predicatorum, ibidem inter hereditatem Hermanni filii quondam Martini die Becker ex uno et inter quendam viculum ibidem situm, protensum a dicto vico versus ecclesiam sancti Iohannis evangeliste ex alio, dedisset ad hereditarium censum Paulo calopodiatori et quibusdam aliis personis, prout in litteris, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis idem magister Gerlacus quandam vacuam hereditatem retro dictam hereditatem sitam inter primodictam hereditatem ex uno et inter muros antiquos aule eiusdem magistri Gerlaci ex alio, et que vacua hereditas protensa est a dicto viculo usque ad hereditatem Hermanni Pistoris predicti, dempta et magistro Gerlaco predicto inde reservata quadam particula eiusdem vacue hereditatis proxime iuxta muros dicte aule, que particula protensa est linealiter a dicto viculo contigue? iuxta muros aule predicte usque ad hereditatem prefati Hermanni et undique sex pedatas in latitudine continet, ut dicebat, hereditarie vendidit Bartholomeo vander Mynnen, filio quondam Bartholomei vander Mynnen ---.
 Godefridus Boest prebuit et reportavit. ---.
 Magister Gerlacus de Gemert parte ex una et Bartholomeus vander Mynnen parte ex alia palam recognoverunt se quasdam convenciones mutuo fecisse de et super quodam muro lapideo inter hereditates suas sitas in Buscoducis iuxta vicum Hintamensem situando. Primo convenerunt quod ipsi simul dictum murum ad altitudinem novem pedum eorum communibus expensis ad longitudinem suarum hereditatum predictarum ad spissitudinem unius decocti lapidei fsacient? situari, partim scilicet mediatim supra fundum unius et mediatim supra fundum alterius; quodque ipsi eundem murum sic situandum extunc deinceps perpetue laudabiliter in sua dispositione conservare tenebuntur. Item conventum est, si alter eorundem supra dictum murum edificare voluerit, tunc sua edificia sic edificare tenebitur quod stillabunt dumtaxat supra hereditates sic edificatas et non supra hereditates alterius, omni dolo secluso.
2.R. 1193, f. 432: Bartholomeus vander Mynnen, filius quondam Bartholomei vander Mynnen, hereditarie vendidit Goeswino Steenwech, filio quondam Huberti, atque Leonio filio Brynonis de Wijck tamquam gubernatoribus pauperum hospitalis quod quondam dominus Conrardus de Driel fundasse dicitur, siti in Buscoducis in vico Orthensi, ad opus dictorum pauperum hereditarium censum quatuor librarum monete, solvendum hereditarie mediatim Pasce et mediatim Remigii confessoris, et pro primo solutionis termino Pasce proxime futuro, ex domo et area ac vacua hereditate sibi adiacente dicti ven-

Bezitters:

mr. Geerling van Gemert 1423.09.07 »
Meu Meusz. van der Minnen

Overdrachten van 19 mei 1424 (percelen langs de Torenstraat)

Op 19 mei 1424 verkocht Gerlach weer een deel van de mansio in drie kavels. Het eerste derde deel was gelegen in de steeg van de Hinthamerstraat naar het kerkhof van de Sint-Jan tussen de stenen muur van het hoge stenen huis van de mansio aan de ene zijde en tussen de stenen muur van een ander gebouw dat op de mansio placht te staan en dat de stal genoemd werd aan de andere zijde. Het deel stekte zich uit van de steeg tot erf van Herman die Becker (in het Latijn: Pistor). Dit derde deel was 35 voet en 3 duim (circa 10 meter) breed tussen de twee muren en de helft van laatstgenoemde muur. Het werd met de helft van de muur en de mogelijkheid om in de muur van het hoge huis te bouwen tot de hoogte van twee zolders verkocht aan Wouter der Kinder steensnijder, zoon van wijlen Hendrik. Er werd op dezelfde datum een cijns van 3 pond uit verkocht aan de verkoper.1 Deze cijns werd later door Geerling van Gemert overgedragen aan Jacob Steenwech. Zijn zoon Jacob transporteerde hem op 17 februari 1462 aan Marten zoon van wijlen Wouter der Kinder.2
 venditoris, sitis in Buscoducis in vico Hintamensi in opposito conventus predicatorum in Buscoducis inter hereditatem Pauli die Plattijnmeker ex uno et inter hereditatem Iohannis die Rijck ex alio, tendentibus a dicto vico ad hereditatem magistri Gerlaci de Gemert, quam vacuam hereditatem idem Bartholomeus erga magistrum Gerlacum predictum et quam domum et aream erga Cristinam relictam quondam Ghiselberti Ganshuzen acquisierat, atque ex hereditate que fuerat Henrici filii quondam Henrici Pistoris, sita in Buscoducis ad finem vici Hintamensis inter domum Arnoldi de Erpe cirothecarii et inter domum Iohannis de Hintham, quam hereditatem idem Bartholomeus erga Gerardum Mol de Driel per iudicem mediante sententia scabinorum de Buscoducis acquisierat.
1.R. 1194, f. 109: partem seu particulam sumptam de dicta mansione, que particula sita est in viculo ibidem tendente a vico Hintamensi predicto versus cimiterium ecclesie predicte inter murum lapideum alte domus lapidee eiusdem mansionis ex uno et inter murum lapideum alterius edificii quod in dicta mansione stare consueverat et quod stabulus vocari consueverat ex alio, tendens a dicto viculo ad hereditatem Hermanni die Becker, et que particula xxxv pedatas et tres digitos in capite iuxta dictum viculum continet vel circiter inter duos muros predictos, atque medietatem ultimodicti muri lapidei ibidem iuxta eundem viculum situati, capiendo? medium cuiusdam muri in eodem muro in capite iuxta eundem viculum et protendendo linealiter a dicto capite muri predicti retrorsum per eundem murum usque ad hereditatem Hermanni die Becker, similiter et potestatem edificandi seu edificia in eadem particula ponendi, firmandi et iniungendi in primodicto muro alte domus predicte ad altitudinem duorum solariorum proxime in latere particule hereditatis predicte, ut dicebat, hereditarie vendidit Woltero der Kijnder lapicide, filio quondam Henrici --- excepto hereditario censu trium librarum monete quem idem Wolterus dicto magistro Gerlaco exinde hodierno die solvere promiserat.
2.R. 1232, f. 219v.: Iacobus Steenwech, filius quondam Iacobi Steenwech, hereditarium censum trium librarum monete, quem Wolterus der Kijnder lapicida, filius quondam Henrici, promiserat se daturum et soluturum magistro Gerlaco de Ghemert hereditarie Purificationis ex particula hereditatis sumpta de mansione quodam sito in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem quondam Henrici de Zambeke ex uno et inter communem plateam ibidem, tendente a dicto vico versus ecclesiam sancti Iohannis ewangeliste ex alio, que particula hereditatis sita est ibidem inter murum lapideum alie domus lapidee dicte hereditatis seu mansionis ex uno et inter murum lapideum alterius edificii quod in dicta mansione stare consueverat ex alio; item ex medietate ultimodicti muri lapidei; item ex potestate edificandi in muro quodam primodicto ad altitudinem duorum solariorum, quem censum Iacobus Steenwech erga dominum magistrum Gerlacum acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Martino filio dicti quondam Wolteri der Kijnder.

Bezitters:

Mr. Geerling van Gemert 1424.05.19 »
Wouter Hendriksz. der Kinder steensnijder

Een ten zuiden hiervan gelegen deel werd op dezelfde datum met de helft van de beide zijmuren verkocht aan Jan zoon van wijlen Koenraad van der Heiden. Hieruit werd een cijns van 4 pond beloofd.1 Jan Koenraadsz. van der Heiden droeg dit deel op 1 juli 1443 over aan zijn zonen Koenraad en Hendrik, die het op dezelfde datum transporteerden aan mr. Aart van Weilhusen, mogelijk ten behoeve van heer Herman ten Kolke.2
Ook deze cijns van 4 pond is later door Geerling van Gemert overgedragen aan Jacob Steenwech. Op 5 januari 1461 droegen de gebroeders Jacob en Peter, kinderen van wijlen Jacob Steenwech, twee derde delen van deze cijns over aan hun broer Jan.3

Bezitters:

Geerling van Gemert 1424.05.19 »
Jan Koenraadsz. van der Heiden 1443.07.01 »
zijn kinderen Koenraad en Hendrik 1443.07.01 »
mr. Aart van Weilhusen (ten behoeve van Herman ten Kolke?)
1.R. 1194, f. 109v.: particulam hereditatis seu partem sumptam de hereditate mansionis predicte, que particula seu pars hereditatis predicte sita est ibidem in viculo tendente a vico Hintamensi usque cimiterium ecclesie sancti Iohannis inter murum lapideum situm ibidem inter hereditatem Wolteri der Kijnder lapicide ex uno et inter murum lapideum situm ibidem inter hereditatem Rodolphi Hals, filii Iohannis Hals ex alio, et que particula primodicta tendit linealiter a viculo predicto protenso a capite utriusque muri lateralis per eundem murum usque ad hereditatem Hermanni die Becker, atque medietatem utriusque muris lateralis cum fundo medietatis eiusdem, ut dicebat, hereditarie vendidit Iohanni filio quondam Conrardi vander Heiden --- excepto hereditario censu quatuor librarum monete quem idem emptor dicto venditori solvere promiserat.
2.R. 1213, f. 113: Iohannes filius quondam Conradi vander Heyden particulam hereditatis seu partem sumptam de hereditate mansionis olim domicelle Mabelie filie quondam Iohannis Elie, site in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem quondam Henrici dicti de Zambeke ex uno et inter platheam ex alio, que particula seu pars hereditatis predicte sita est ibidem in viculo tendente a vico Hijnthamensi versus cymitherium ecclesie sancti Iohannis in Buscoducis inter murum lapideum situm ibidem inter hereditatem Wolteri der Kijnder lapicide ex uno et inter murum lapideum situm ibidem inter hereditatem Rodolphi Hals, filii quondam Rodolphi Hals, ex alio, et que particula primodicta tendit linealiter a viculo predicto protendendo a capite utriusque muri lateralis per eundem murum ad hereditatem Hermanni dicti Becker, atque medietatem utrumque muris lateralis cum fundo medietatis eiusdem, quam particulam sive partem hereditatis et medietatem utriusque muri lapidei predictos dictus Iohannes erga magistrum Gerlacum de Gemert, filium quondam Iohannis de Gemert, acquisierat, prout in litteris, simul cum edificiis in eadem hereditate consistentibus, hereditarie supportavit Conrado et Henrico fratribus, liberis Iohannis et quondam Beatricis? predictorum ---. Quo facto constituti igitur coram scabinis infrascriptis dicti Conradus et Henricus premissa hereditarie supportaverunt magistro Arnoldo de Weilhusen.
3.R. 1231, f. 177: Iacobus et Petrus fratres, liberi quondam Iacobi Steenwech, duas tercias partes ad ipsos ut dicebant spectantes in hereditario censu quatuor librarum monete, solvendo hereditarie Purificationis ex particula seu parte hereditatis sumpta de hereditate mansionis cuiusdam site in Buscoducis in vico Hijnthamensis inter hereditatem quondam Henrici de Zambeke ex uno et inter communem plateam tendentem a dicto vico usque ecclesiam sancti Iohannis ex alio, et que particula hereditatis sita est ibidem in dicto viculo inter murum lapideum situm ibidem inter hereditatem Wolteri der Kijnder lapicide ex uno et inter alium murum lapideum situm ibidem inter hereditatem Rodolphi Hals, filii quondam Iohannis Hals, ex alio, et ex medietate utriusque muri lateralis cum suo fundo, quem censum dictus quondam Iacobus Steenwech erga magistrum Gerlacum de Ghemert acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportaverunt Iohanni Steenwech eorum fratri.
De derde kavel, ten zuiden van het laatstgenoemde, werd op 19 mei 1424 verkocht aan Roelof Hals, zoon van Jan Hals. Aan de zuidzijde grensde dit perceel aan erf van wijlen Dirk van der Poorten.1 In 1443 werd Roelof Roelofsz. Hals nog als belending van het naastgelegen perceel vermeld.2

Bezitters:

Geerling van Gemert 1424.05.19 »
Roelof Jansz. Hals

Overdrachten van 17 maart 1425 (percelen langs de Torenstraat)

Op 17 maart 1425 gaf mr. Geerling van Gemert weer twee erven in cijns. De twee akten die hiervan werden opgemaakt laten verschillende vragen open. De eerste vermeldt dat het gaat om het derde deel van een stukje erf genomen uit het hele erf van de mansio, welk stukje erf voor aan de steeg naar het kerkhof 51 voet (14,65 m) breed is en welk stukje gelegen is tussen een stukje erf genomen uit het hele erf van de mansio dat aan Wouter der Kinder behoort en tussen een erf of weg toebehorend aan Meus van der Minnen snijder aan de andere zijde. Het stukje strekte zich uit van de steeg tot erf van Herman Becker. Geerling verdeelde dit stukje erf van 51 voet in drie gelijke delen en gaf het deel dat grensde aan erf van Wouter der Kinder aan dezelfde Wouter voor de hertogcijns uit het hele erf van de mansio en voor een cijns van 6 pond.3
Waarschijnlijk kwam het stukje erf van Wouter der Kinder later in bezit van Gerit zoon van wijlen Hendrik Kynen, die het overdeed aan Gijsbrecht de Veer, zoon van wijlen Hendrik. Deze laatste droeg het op 11 oktober 1434 over aan Rutger van Oudenhoven, natuurlijke zoon van wijlen mr. Rutger van Oudenhoven. Het was toen een een huis gelegen tussen erf van genoemde Wouter der Kinder en erf van Jan van Beke.4
De cijns van 6 pond kwam in handen van Mechteld weduwe van Gerit Back, Beel weduwe van Aart Wolfardsz., dochter van wijlen Hubrecht van Gemert, Hendrik van
1.R. 1194, f. 109v.: particulam hereditatis sumptam de hereditate mansionis predicte, que particula sita est ibidem in viculo tendente a vico Hintamensi versus ecclesiam sancti Iohannis evangeliste in Buscoducis inter hereditatem quondam Theoderici vander Poirten ex uno et inter murum lapideum situm inter dictam particulam hereditatis et inter particulam hereditatis seu hereditatem ad Iohannem filium Conrardi vander Heiden spectantem ex alio, que particula hereditatis predicta tendit linealiter a dicto viculo et a capite muri predicti per medium eiusdem muri usque ad hereditatem Hermanni Pistoris predicti, ut dicebat, hereditarie vendidit Rodolpho Hals, filio Iohannis Hals --- excepto hereditario censu trium librarum monete, quem idem emptor dicto venditori hodierno die solvere promiserat.
2.R. 1213, f. 113 (1443.07.01).
3.Zie volgende noot.
4.R. 1205, f. 111v. oud, 113v. nw.: Ghiselbertus die Veer, filius quondam Henrici, terciam partem particule hereditatis sumpte de hereditate quondam domicelle Mabelie, filie quondam Iohannis Elye, relicte quondam Leonii de Lancvelt, site in Buscoducis in vico Hijnthamensi, que particula hereditatis quinquagintaunam pedatas vel circiter in capite iuxta viculum protensum versus cymitherium continet et sita est inter hereditatem Wolteri der Kijnder ex uno et inter hereditatem Bartholomei vander Mynnen ex alio, quam terciam partem hereditatis dictus Ghiselbertum erga Gerardum filium quondam Henrici Kynen acquisierat, prout in litteris, et que tercia pars hereditatis nunc una domus esse dinoscitur et est situata in viculo tendente a vico Hijnthamensi versus cymitherium ecclesie beati Iohannis ewangeliste in Buscoducis inter hereditatem dicti Wolteri der Kijnder ex uno et inter hereditatem Iohannis van Beke ex alio, et tendit a dicto viculo ad hereditatem dicti Bartholomei vander Mynnen, ut dicebat, hereditarie supportavit Rutgero van Audenhoven, filio naturali quondam magistri Rutgeri de Audenhoven.
Erp en Marten Monic. Deze droegen hem over aan Egbert Scheenken, zoon van wijlen Peter Scheenken kramer. Deze transporteerde hem op 8 mei 1448 aan Aleid weduwe van Hendrik Boyens brouwer.1 De gebroeders Hendrik, Jan en Dirk, zonen van Hendrik Boyens, en Jan Oedever, zoon van Klaas, man van Liesbet dochter van Hendrik Boyens, transporteerden op 9 mei 1461 vier vijfde delen in enkele cijnzen aan hun broer en zwager Goiart zoon van wijlen Hendrik Boyensz, die waarschijnlijk het laatste vijfde deel bezat. Hieronder was ook de zojuist genoemde cijns.2

Bezitters:

mr. Geerling van Gemert 1425.03.17 »
Wouter Hendriksz. der Kinder steensnijder
??
Gerit Hendriksz. Kynen »
Gijsbrecht Hendriksz. de Veer 1434.10.11 »
Rutger Rutgersz. van Oudenhoven

Een tweede stukje van de genoemde drie gaf Geerling op 17 maart 1425 in cijns aan Lambrecht van Tricht, zoon van Rutger van Wanrode, voor een cijns van 4 pond. Dit stukje werd gesitueerd naast het erf van Meus van Minnen tussen erf of weg van Meus aan de ene zijde en het middelste stukje, dat aan Geerling bleef, aan de andere zijde.3
1.R. 1218, f. 268v.: Egbertus Scheenken, filius quondam Petri Scheenken institoris, hereditarium censum sex librarum monete, quem censum Wolterus der Kijnder, filius quondam Henrici der Kijnder, lathomus, promiserat se daturum et soluturum magistro Gerlaco de Ghemert, filio quondam Iohannis de Ghemert, hereditarie Gertrudis virginis ex tercia parte cuiusdam particule hereditatis sumpte de mansione quadam sita in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem quondam Henrici de Zambeke ex uno et inter communem plateam ibidem ex alio, ex illa scilicet tercia parte particule hereditatis que sita est proxime et contigue iuxta hereditatem Wolteri predicti, quam terciam partem dictus Wolterus der Kijnder erga magistrum Gerlacum de Ghemert ad pactum acquisierat, atque ex alia hereditate eiusdem Wolteri proxime eidem tercie parti hereditatis predicte sita, et quem censum dictus Egbertus Scheenken erga domicellam Mechteldem relictam quondam Gerardi Back, domicellam Mabeliam relictam quondam Arnoldi Wolphardi, filiam quondam Huberti de Ghemert, Henrici de Erpe atque Martini Monic acquisierat --- hereditarie supportavit Aleydi relicte quondam Henrici Boyens braxatoris.
2.R. 1231, f. 203-203v.
3.R. 1195, f. 90-90v.: Notum sit universis quod cum domicella Mabelia filia quondam Iohannis Elye, relicta quondam Leonii de Lancvelt, mansionem quandam sitam in Buscoducis in vico Hintamensi inter hereditatem quondam Henrici de Zanbeke! ex uno et inter communem plateam ibidem ex alio, tendentem a communi vico Hintamensi versus ecclesiam sancti Iohannis evangeliste retrorsum usque ad hereditatem Theoderici vander Porten, legasset magistro Gerlaco de Gemert, filio quondam Iohannis de Gemert suo consanguineo --- constitutus igitur coram scabinis infrascriptis magister Gerlacus predictus terciam partem cuiusdam particule hereditatis sumpte de mansione seu integra hereditate mansionis predicte que scilicet particula hereditatis quinquaginta unam pedatas vel circiter in capite ante iuxta viculum ibidem protensum versus cimiterium continet, ut dicebat, et que particula sita est ibidem inter particulam hereditatis sumptam de integra hereditate primodicta ad Wolterum der Kijnder spectante ex uno et inter hereditatem seu viam ad Bartholomeum vander Mynnen sartorem spectantem ex alio, et tendit a dicto viculo ad hereditatem Hermanni Becker, dividendo dictam particulam hereditatis et eius locum in tres partes equales, illam videlicet terciam partem particule hereditatis predicte que sita est proxime et contigue iuxta hereditatem Wolteri predicti, ut dicebat, dedit ad hereditarium censum Woltero der Kijnder, filio quondam Henrici der Kijnder, lathomo --- pro integro censu quem dominus noster dux Brabantie ex dicta integra mansione seu hereditate solvendum habet --- atque pro hereditario censu sex librarum monete ---.
 ---.
 Notum sit universis ut supra constitutus igitur coram scabinis infrascriptis magister Gerlacus predictus
Het stukje erf werd het overgedragen aan Jan Kemp van Breugel, die het op zijn beurt overdroeg aan Willem Steenwech, natuurlijke zoon van wijlen heer Hendrik Steenwech, priester. Deze laatste transporteerde het op 12 november 1438 aan Gerit van den Molengrave, zoon van wijlen Jan.1
Hierna is het waarschijnlijk weer in bezit gekomen van Willem Steenwech of zijn weduwe Aleid. Deze laatste droeg het vruchtgebruik ervan over aan haar zoon Jan, die het goed met een pacht van 2 mud rogge op 24 september 1460 transporteerde aan Wouter Voet, zoon van Gijb en Engel dochter van wijlen Hendrik van de Voort.2
 reliquam terciam partem particule hereditatis predicte, illam videlicet que est sita ibidem contigue et proxime iuxta hereditatem Bartholomei vander Mynnen inter hereditatem seu viam eiusdem Bartholomei ex uno et inter mediam terciam partem eiusdem particule hereditatis dicto magistro Gerlaco remanentem de dictis tribus terciis partibus ex alio, et tendit a dicto viculo usque ad hereditatem Hermanni Becker, ut dicebat, dedit ad hereditarium censum Lamberto de Tricht, filio Rutgeri de Waenrode --- pro hereditario censu quatuor librarum monete.
1.R. 1209, f. 8v.: Notum sit universis quod cum Mabelia filia quondam Iohannis Elye, relicta quondam Leonii de Lancvelt, mansionem quandam sitam in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem quondam Henrici de Zambeke ex uno et inter communem plateam ibidem ex alio legasset magistro Gerlaco de Ghemert, filio quondam Iohannis de Ghemart, suo consangwineo, prout in instrumento publico dicebatur plenius contineri; et cum deinde magister Gerlacus predictus terciam partem cuiusdam particule hereditatis sumpte de mansione seu integra hereditate mansionis predicte, que scilicet particula hereditatis predicte quinquagintaunam pedatas vel circiter ante in capite iuxta viculum ibidem protensum versus cymitherium continet et que particula sita est ibidem inter particulam hereditatis sumpta de integra hereditate predicta ad Wolterum der Kijnder spectantem ex uno et inter hereditatem seu viam ad Bartholomeum vander Mynnen spectantem ex alio dedisset ad hereditarium censum Lamberto de Tricht, filio Rutgheri de Wanrode; et cum deinde dictus Lambertus dictam terciam partem particule hereditatis predicte hereditarie supportasset magistro Martino de Zoemeren ad opus Iohannis Keymp de Broegel; et cum deinde dictus Iohannes Keymp de Broegel dictam terciam partem particule hereditatis predicte simul cum hereditaria pactione duorum modiorum siliginis quam idem Iohannes ex premissis solvendam habuerat hereditarie supportasset Willelmo Steenwech, filio naturali domini quondam Henrici Steenwech, presbiteri, prout in diversis litteris, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Willelmus Steenwech supradictam terciam partem particule hereditatis predicte, simul cum hereditaria pactione duorum modiorum siliginis predicta, hereditarie supportavit Gerardo vanden Molengrave, filio quondam Iohannis.
2.R. 1230, f. 338v.: Notum sit universis quod cum Mabelia filia quondam Iohannis Elye, relicta quondam Leonii de Lancvelt, mansionem quandam sitam in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem quondam Henrici de Zambeke ex uno et inter communem plateam ibidem ex alio legasset magistro Gerlaco de Ghemart, filio quondam Iohannis de Ghemart, suo consangwineo, prout in instrumento publico dicebatur contineri; et cum deinde magister Gerlacus predictus terciam partem cuiusdam particule hereditatis, sumpte de mansione seu integra hereditate mansionis predicte, que scilicet particula hereditatis predicte quinquagintaunam pedatas vel circiter ante in capite iuxta viculum ibidem protensum versus cymitherium continet, et que particula sita est ibidem inter particulam hereditatis sumptam de integra hereditate primodicta, ad Wolterum der Kijnder spectante, ex uno et inter hereditatem seu viam ad Bartholomeum vander Mynnen spectantem spectantem! ex alio, dedisset ad hereditarium censum Lamberto de Tricht, filio Rutgeri de Wanrode; et cum deinde dictus Lambertus dictam terciam partem particule hereditatis predicte hereditarie supportasset magistro Martino de Zoemeren ad opus Iohannis Keymp de Broegel; et cum depost dictus Iohannes Keymp de Broegel dictam terciam partem particule hereditatis, simul cum hereditaria pactione duorum modiorum siliginis quam idem Iohannes ex premissis solvenda habuit hereditarie supportasset Willelmo Steenwech, filio naturali quondam domini Henrici Steenwech, presbitero; cumque vero post hoc Aleydis relicta dicti quondam Willelmi Steenwech usufructum et totum ius hereditarium sibi competentes, sitos aut solvendos legitime et hereditarie supportasset Iohanni Steenwech suo filio, prout hec omnia in diversis litteris continentur, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Iohannes Steenwech, filius quondam Willelmi Steenwech predicti, supradictam terciam partem particule hereditatis predicte et dictam pactionem duorum modiorum siliginis hereditarie supportavit Woltero Voet, filio quondam Gibonis et Engele sue uxoris, filie quondam Henrici vander Voert ---, excepto hereditario censu viginti solidorum mo-

Bezitters:

mr. Geerling van Gemert 1425.03.17 »
Lambrecht van Tricht, zoon van Rutger van Wanrode, »
Jan Kemp van Breugel »
Willem Hendriksz. Steenwech 1438.11.12 »
Gerit Jansz. van den Molengrave
(hierna weer in het bezit gekomen van Willem Steenwech of zijn weduwe Aleid?)
Aleid weduwe Willem Steenwech vruchtgebruik »
haar zoon Jan Steenwech 1460.09.24 »
Wouter Gijsbrechtsz. Voet

De huizen van Jan van Enode, broer van Bertoud van Heusden, en van het geslacht Van Erp (voormalig Hinthamerstraat 85-97)

Zie: H.W. Boekwijt en H.L. Janssen, Bouwen en wonen in de schaduw van de Sint Jan (’s-Hertogenbosch 1997) passim;
M.W.J. de Bruijn, Aanvullend onderzoek naar de bebouwing in de Hinthamerstraat bij het Sint-Janskerkhof (percelen 4, 5 en 6) (Utrecht, april 1998); Aanhangsel ‘Aanvullend onderzoek naar de bebouwing in de Hinthamerstraat bij het Sint-Janskerkhof’ (Utrecht, augustus 1998).

De mansio van heer Willem van den Bosch (Hinthamerstraat 139-141)

Op 28 augustus 1335 vermaakte Willem van den Bosch, heer van Erp, ridder, ten behoeve van zijn eigen zieleheil, dat van zijn ouders en dat van zijn vrouw Liesbet, zijn huis met toebehoren aan een te stichten Sint-Claraklooster. Het goed werd omschreven als zijn gehele huis en erf met kreupelhout, tuinen, boomgaarden, bebouwing en de visserij naast zijn huis en erf.1 In een notariële akte van 1 september 1335 wordt afzonderlijk vermeld een tuin over het water naar de Windmolenberg toe.2 Het woonhuis van Willem van den Bosch is een van de weinige mansiones, waarvan de hoofdbebouwing nog aanwezig is (Hinthamerstraat 141).
 nete, quem dictus quondam Willelmus mense sancti Spiritus in Buscoducis in eius testamento legaverat, ut dicebat, salvo tamen? Iohanni Steenwech suo hereditario censu quinque librarum dicte monete, quem dicti Wolterus et Engele sibi hodierna die solvere promiserant.
1.GAHt, Clarissenklooster 1 (afschrift van 1344.09.30): domum suam et aream totaliter? in oppido de Buscoducis sitam, cum virgultis, ortis, pomeriis et edificiis quibuscumque, sicut iacent infra muros suos, et piscationem suam iuxta dictam domum suam et aream.
2.Ald., f. 192-192v.

De mansiones aan de noordzijde van de Hinthamerstraat


Het woonhuis van Gillis van Geel (Hinthamerstraat 14-18)

Zie: M.W.J. de Bruijn, Het woonhuiscomplex van Gillis van Geel (Utrecht, december 2010).

Het Hof van Brabant (Hinthamerstraat 20-28)

Zie: M.W.J. de Bruijn, Het Hof van Brabant (Utrecht, november 2009).

Het woonhuis van Jacob Aven (achter Hinthamerstraat 30-40)

Het wooncomplex van Jacob Aven is nooit mansio genoemd en zelfs de aanduiding lapidea ontbreekt, maar toch ging het waarschijnlijk om een omvangrijk geheel. Zo werd er in 1376 gesproken van een achterhuis. In een oorkonde van 8 juli van dat jaar werd namelijk vermeld dat Herman Winriksz. van Oyen aan Jacob een stukje beemd after des voirscreven Jacobs aftersten huse gedurende het leven van Herman in cijns had gegeven. Het stukje beemd werd gesitueerd tussen erf van genoemde Herman en erf van de predikheren. Op genoemde datum verkreeg Jacob het van de hertogelijke rentmeester in erfelijke cijns. Op 4 januari 1378 werd dit door de hertogin bekrachtigd.1
Het complex lijkt vererfd te zijn op Engbert zoon van Jacob Aven. Deze verwierf ook het huis, tuin en erf van Gerit natuurlijke zoon van wijlen Willem Eelkens, gelegen achter het erf van Engbert, en een daartoe behorende weg of recht van weg. Het complex vererfde vervolgens op Engbrechts dochter Aartke. Deze legateerde het aan Peter van Best gedurende zijn leven en daarna erfelijk aan de gebroeders Jacob en Jan kinderen van wijlen mr. Gerit van Vladeracken voor een derde deel, aan de wettige kinderen van wijlen Aart van Vladeracken voor het tweede derde deel en aan de wettige kinderen van wijlen jonkvrouw Liesbet van Katwijk – te weten aan Gerit van Katwijk voor tweederde en de kinderen van wijlen Gudele vrouw van Peter van Best – voor het overige derde van het genoemde derde deel. Uit krachte van haar testament moest Peter van Best behalve de grondcijns en zekere schellingen uit het goed aan Peter gedurende zijn leven jaarlijks 6 gouden peters betalen. Het complex was toen samen met een – of ‘het’ – achterhuis aan het eind van de tuin gelegen tussen erf van heer Jacob Wolfardsz., priester, zijn zwager Adriaan Priem schilder, Herbrecht Hals en zijn mede-erfgenamen aan de ene en tussen erf van de predikheren aan de andere zijde, en strekte van de Dieze tot aan een gracht. De weg bij de Hinthamerstraat was toen gelegen tussen erf van Liesbet weduwe van wijlen Jan Hals en erf van de predikheren en andere buren en strekte van de Hinthamerstraat tot een tot het complex behorende poort; de andere weg met een stukje erf was toen gelegen tussen erf van genoemde Liesbet en een weg van het klooster, en strekte van de poort tot aan de Dieze. In 1475 was de ene weg gelegen bij de Hinthamerstraat tussen erf van Liesbet weduwe van Jan Hals en erf van de predik-
1.GAHt, Van Gulick-Luykx 7.
heren, strekkend van de straat tot een tot het complex behorende poort, de andere weg met een stukje erf ernaast eveneens tussen de genoemde erven van de genoemde poort tot de Dieze.
Op 18 april van laatstgenoemd jaar droeg Gerit van Katwijk 2/3 in het 1/3 deel van huis, erf, tuin, achterhuis, wegen en bruggen en de helft in de genoemde lijfpacht van 6 peters over aan Peter van Best. Jan, Hugo en Alveraad, kinderen van wijlen Gerit van Katwijk, zonen van wijlen Jan, droegen op 6 juni 1475 hun deel hieruit over aan Peter.1
Op 26 mei 1475 droeg Jacob van Vladeracken, zoon van wijlen mr. Gerit van
1.R. 1244, f. 196-196v.: Notum sit universis quod cum Gerardus filius naturalis quondam Willelmi Eelkini domum, aream et ortum cum suis attinentiis dicti quondam Willelmi Eelkini, sitos in Buscoducis apud vicum Hijnthamensem retro hereditates Engberti de Delft, filii quondam Iacobi Aven soen, et hereditatem Arnoldi goutsmyt et eius liberorum ultra communem Dyesam ibidem inter hereditatem Aleydis filie dicti quondam Iacobi ex uno et inter hereditatem quondam Godefridi Sceyvel ex alio, tendentes a Dyesa predicta retrorsum ad quoddam fossatum ibidem atque quemdam pontem ibidem per dictum Dyesam transeuntem, atque viam seu ius viandi ad premissa spectantem seu? tendentem a dicto vico ad aquam seu pontem predictum hereditarie vendidisset dicto Engberto Delft, prout in litteris; et cum deinde domicella Arnolda? filia dicti quondam Engberti Delft in suo testamento ac ultima eius voluntate inter quoque? plurima alia inibi contenta et ordinata premissa quemadmodum ibidem sita sunt legasset Petro de Best quo ad suam vitam et non amplius integraliter necnon post eius decessum quo ad ius hereditarium, videlicet Iacobo et Iohanni fratribus, liberis quondam magistri Gerardi de Vladeracken pro una 3a parte necnon liberis legitimis quondam domicelle Elizabeth de Catwijck, vidue Gerardi de Catwijck quo ad duas 3as partes et liberis quondam Gudele, uxoris dum vixit dicti Petri de Best, quo ad aliam 3am partem 3e ... partis predicte ... voluissetque et mandasset eadem testatrix quod prefatus Petrus de Best ultra censum fundi et certos solidos pagamenti ex domibus, areis, orto et attinentiis predictis eidem Petro ad vitam suam ut prefertur legatis solvendos annuatim vita sua durante solvet et solvere deberet sex peters, xviii stuvers vel valorem pro quolibet computando, mediatim Iacobo et Iohanni fratribus prelibatis et mediatim Gerardo de Catwijck antefato, prout hec et alia in instrumento publico dicebatur contineri, et qui domus, area et ortus predicti unacum sua domo posteriori ad finem dicti orti ibidem sita nunc siti sunt ibidem inter hereditatem domini Iacobi Wolfarts? presbiteri, Adriani Pryem pistoris eius sororii, Huberti Hals et eorum coheredum ex uno et inter hereditatem conventus fratrum predicatorum ibidem ex alio, et tendunt a communi aqua die Dyese vocata retrorsum usque ad quoddam fossatum ibidem, et de quibus hereditatibus predictis vie siquidem ad easdem hereditates pertinentes nunc site sunt ibidem, videlicet via iuxta dictum vicum Hijntamensem sita est ibidem inter hereditatem Elizabeth relicta quondam Iohannis Hals ex uno et inter hereditatem dicti conventus fratrum predicatorum ex alio, tendens a dicto vico Hijntamensi usque ad quandam portam ad premissa spectantem, alia vero via cum quadam particula hereditatis sibi lateraliter adiacente nunc sita est ibidem inter hereditatem dicte Elisabeth ex uno et inter hereditatem dictorum fratrum predicatorum ex alio, et tendit a dicta porta retrorsum usque ad dictam communem aquam die Dyese vocatam, ut dicebat, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Gerardus de Catwijck, filius quondam Iohannis, duas 3as partes ad ipsum ut dicebat spectantes aut post obitum dicti Petri de Best imposterum spectaturas in una 3a parte domus, aree, orti, domus posterioris, viarum et pontum et reliquarum iurium et attinentiarum premissorum! necnon unam medietatem ad ipsum ut dicebat spectantem in vitali pensione sex denariorum peters communiter vocatorum predictorum, supportavit Petro de Best predicto ---. Datum xviii aprilis, 3a post Iubilate.
Fuit ita contentus.

 Iohannes de Catwijck, filius Gerardi de Catwijck, prebuit, alter cessit, et reportavit. Testes, datum supra.
 Dwars geschreven: Iohannes, Hugo fratres et Alveradis eorum soror, liberi quondam Gerardi de Katwijck, filii quondam Iohannis, ab eodem Gerardo et quondam Cornelia eius uxore, filia quondam Iohannis vanden Stael? pariter geniti, cum tutore, totam partem et omne ius ad ipsos necnon ad Iacobum et Adrianum eorum fratres ut dicebant spectantes in duabus terciis partibus ultimodicte 3e partis ac medietate pensionis prout in contractu A hereditarie supportaverunt eidem Petro vanden Arennest ---. Datum vi iunii.
Vladeracken de helft in een derde deel en in de 6 peters over aan Peter van Best1 en op 6 augustus 1476 ten slotte droeg mr. Jan van Vladeracken de helft van het derde deel van huis, erf, tuin en achterhuis en een lijfrente over, nadat Jan tevoren gebruik had willen maken van zijn naastingsrecht. Op dezelfde datum transporteerde mr. Jan van Vladeracken, zoon van wijlen mr. Gerit van Vladeracken – waarschijnlijk dezelfde als de hiervoor genoemde – de helft in een huis, erf, tuin achterhuis, wegen en bruggen en de helft in de genoemde lijfrente aan dezelfde Peter van Best.2
1.R. 1244, f. 205v.
2.R. 1245, f. 288-288v.: Notum sit universis quod cum magister Iohannes de Vladeracken in absentia Petri de Best prebuisset ad redimendum e iure proximitatis et quitandum medietatem que ad Iacobum de Vladeracken spectabat aut post obitum dicti Petri de Best imposterum spectaturam in una 3a parte domus, aree, orti ac domus posterioris cum suis iuribus et attinentiis, sitorum in Buscoducis apud vicum Hijntamensem inter communem Dyesam ibidem fluentem inter hereditatem domini Iacobi de Vladeracken presbiteri, Adriani Pryem pictorem, eius sororium, Herberti Hals et eius coheredum ex uno et inter hereditatem conventus fratrum predicatorum ibidem ex alio, insuper medietatem que ad dictum Iacobum spectabat in medietate annue et vitalis pensionis sex aureorum denariorum peters communiter vocatorum, solvendos anno quolibet vita dicti Petri de Best durante ex domibus, areis, orto et attinentiis predictis, supportatis dicto Petro de Best a Iacobo de Vladeracken predicto, prout in litteris, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus magister Iohannes de Vladeracken dictam medietatem tercie partis domus, aree, orti ac domus posterioris cum suis iuribus et attinentiis pretactis necnon medietatem medietatis annue et vitalis pensionis predicte hereditarie supportavit dicto Petro de Best ---. Datum sexta augusti.
 Notum sit universis quod cum Gerardus filius naturalis quondam Willelmi Eelkini domum, aream et ortum cum suis attinentiis dicti quondam Willelmi Eelkini, sitos in Buscoducis apud vicum Hijnthamensem retro hereditates Engberti de Delft, filii quondam Iacobi Aven soen, et hereditatem Arnoldi Goutsmyt et eius liberorum ultra communem Dyesam, ibidem inter hereditatem Aleidis filie dicti quondam Iacobi ex uno et inter hereditatem quondam Godefridi Sceyvel ex alio, tendentes a Dyesa predicta retrorsum ad quoddam fossatum ibidem, atque quemdam pontem ibidem per dictam Dyesam transeuntem atque viam seu ius viandi ad premissa spectantem, scilicet tendentem a dicto vico ad aquam seu pontem predictum, hereditarie vendidisset dicto Engberto, prout in litteris; et cum deinde domicella Arnolda, filia dicti quondam Engberti de Delft, in suo testamento ac ultima voluntate inter quam plurima alia inibi contenta et ordinata premissa quemadmodum ibidem sita sunt legasset Petro de Best quo ad vitam suam et non amplius integraliter necnon post eius decessum quo ad ius hereditarium, videlicet Iacobo et Iohanni fratribus, liberis quondam magistri Gerardi de Vladeracken pro una 3a parte, liberis legitimis quondam Arnoldi de Vladeracken pro 2a 3a parte necnon liberis legitimis quondam domicelle Elizabeth de Catwijck, videlicet Gerardo de Catwijck quo ad duas 3as partes et liberis quondam Gudule uxoris dum vixit dicti Petri de Best quo ad aliam 3am partem 3e partis predicte, voluisset et mandasset eadem testatrix quod prefatus Petrus de Best ultra censum fundi et certos solidos pagamenti ex domibus, areis, orto et attinentiis predictorum eidem Petro ad vitam suam ut prefertus legatis solvendos annuatim vita sua durante solveret et solvere deberet sex aureos denarios peters communiter vocatos --- mediatim Iacobo et Iohanni fratribus prelibatis et mediatim Gerardo de Catwijck antefato --- et qui domus, area et ortus predicti unacum domo sua posteriori ad finem dicti orti ibidem sita nunc siti sunt ibidem inter hereditatem domini Iacobi Wolfartz presbiteri, Adriani Priem pictoris, eius sororii, Herberti Hals et eorum coheredum ex uno et inter hereditatem conventus fratrum predicatorum ibidem ex alio, et tendit a communi aqua die Dyesa vocata retrorsum usque ad quoddam fossatum ibidem, et de quibus hereditatibus predictis vie siquidem ad easdem hereditates spectantibus nunc site sunt ibidem, videlicet via iuxta dictam viam Hijntamensem sita sita est ibidem inter hereditatem Elizabeth relicte quondam Iohannis Hals ex uno et inter hereditatem dicti conventus fratrum predicatorum et quorundam aliorum vicinorum ibidem ex alio, et tendit a dicto vico Hijntamensi retrorsum usque ad quandam portam ad premissa spectantem, alia vero via cum quadam particula hereditatis sibi versus hereditatem dicti conventus lateraliter adiacentes nunc sita est ibidem inter hereditatem dicte Elisabeth ex uno et inter quendam transitum seu viam quandam dicti conventus ex alio, et tendit a dicta porta retrorsum usque ad communem aquam die Dyese vocatam ibidem fluentem, ut dicebat, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus magister Iohannes de Vladeracken, filius quondam magistri
Peter van Best, die zich ook Peter van den Arennest noemde, lijkt het hele complex in zijn bezit te hebben gekregen. Op 30 augustus 1476 beloofde hij aan de predikheren dat hij of zijn vertegenwoordiger het goed – bij die gelegenheid omschreven als eens huyss, erfs, hoefs ende achterhuyss met sijnen rechten ende toebehoerten wilneer jouffrou Arnden dochter wilneer Engbrecht Jacops Aven soen, gelegen in sHertogenbosch omtrent der Hijntamerstraet, daer die voirscreven wilneer jouffrou Arnt inne bestarff – of een deel van dit goed, niet zouden vervreemden en niet langer dan een jaar ter bewoning zou verhuren aan een gasthuis of klooster. Wanneer het goed door testament aan zijn kinderen kwam die tot de geestelijke stand behoorden, dan mochten die het huis bezitten, maar het evenmin vervreemden aan gasthuizen of kloosters. Zij mochten dat wel doen aan aen ennigen canonicken, capellanen ende beneficiaten of priesteren van sinte Jans oft enigen anderen priesteren, mannen ende vrouwen, gehuwelic oft ongehuwelic, omme dat selver te bewoonen ende te gebruyken tot horen gerieve ende proffijte, maer dat niet voirder te vercopen, te vertyeren, te becummeren noch te verhueren ennigen gasthuzen noch geestelijken vergaderingen voirscreven. De predikheren echter zouden dat voirscreven huys, erve, hoff ende afterhuyss metter toebehoerten int geheel oft in dele met horen penningen ende gueden tegen die possessoren ende proprietarijsen ten tijde wesende wael --- moegen coepen, hueren off anderssyns bevoirwarden, oft zij wouden, tot hueren gerieve ende proffijte, alle fraude ende argelist, suptijlheit van auden ende nuwen vonden geheelijc ende all daer inne vutgesceiden.1
 Gerardi de Vladeracken, medietatem ad ipsum ut dicebat spectantem aut per et post mortem dicti Petri de Best imposterum adhuc spectaturam in una 3a parte domus, aree, orti, domus posterioris, viarum et pontium ... reliquorum, iurium et attinentiarum premissarum, necnon medietatem ad ipsum ut dicebat spectantem in medietate dicte annue et vitalis pensionis sex aureorum denariorum peters communiter vocatorum predictorum hereditarie supportavit Petro de Best predicto ---. Testes, datum supra.
 Notum sit universis quod cum ita actum fuisset ut in contractu iamprecedenti usque ibidem ‘voluissetque et mandasset eadem testatrix et non ultra’ et tunc sic: constututus igitur coram scabinis infrascriptis Gerardus de Vladeracken et domicella Alveradis eius soror, liberi quondam Arnoldi de Vladeracken, cum tutore, 3am partem ad ipsos ut dicebat spectantem aut per (et)a post mortem dicti Petri de Best adhuc imposterum ut dicebat spectaturam in domo, area, orto, domo posteriori, viis, pontibus et reliquis suis iuribus et attinentiis pretactis hereditarie supportavit eidem Petro.
1.R. 1245, f. 300-300v.: Peter vanden Arennest heeft oepenbairlic bekent ende als sculdenaer principael alleen geloift op verbijntenisse eens huyss, erfs, hoefs ende achterhuyss met sijnen rechten ende toebehoerten wilneer jouffrou Arnden dochter wilneer Engbrecht Jacops Aven soen, gelegen in sHertogenbosch omtrent der Hijntamerstraet, daer die voirscreven wilneer jouffrou Arnt inne bestarff, meester Matheeussoen van Rycartsfoert, prior des convents vanden prekeren bynnen der voirscreven stad, tot behoeff des voirscreven convent ende alre conventualen sconvents voirscreven nu ter tijt dair inne zijnde ende namails comende als dat hij noch nyemant anders des macht van hem hebbende oft namails vercrijgende tvoirscreven huyss, erve, hoff, afterhuyss met sijnen toebehoirten voirscreven in heel noch in dele in egenen tijde die toecomen sall egeenssyns vercopen, vertyeren, vervreemden, becommeren, belasten noch langer dan een jaer versetten noch verhueren en zall noch en sullen, dat is te wetenen den Groten Gasthuys den armen noch den nonnen des selven gasthuyse bynnen deser stad noch egeenen anderen gasthuysen noch geesteliken vergaderinge van mannen noch van vrouwen noch nyemanden anders tot henre behoeff oft in horen name omme dat te moegen bewonen langer dan een jaer, met sulker vorwarden daer inne toegedaen inden gevalle dat dat huys, erve, hoff ende erffenisse het waer bijder ordinancien vanden testamente ende lesten wille des voirscreven Peters vanden Arennest off bij manieren van successie quame ende succedeerden int gehele oft in delen tot ende op die kijnderen des selven Peters in geestelijken state wesende, dat die selven geestelijke kijnderen dat voirscreven huys ende erve in alsulken gevalle wael souden mogen hebben, houden ende besitten tot hoeren gerieve ende proffijte, bij alsoe nochtans ende daer inne voirsien als dat die selver geestelike kijnderen noch nyemant van henre wegen dat voirscreven huys ende erve in hele
Peter van den Arennest is spoedig hierna overleden. Op 12 december 1477 verhuurde zijn zoon Jan, priester, het voorste huis aan Jan Gijselen gedurende diens leven. Dit goed werd omschreven als voorste huis en erf van wijlen jonkvrouw Aartke dochter van wijlen Engbrecht zoon van wijlen Jacob Avenz., later van Peter van den Arennest, toen van heer Jan voornoemd. Het werd gesitueerd tussen erf van de predikheren en erf van heer Jacob Wolfardsz. en zijn erfgenamen, strekkend vanaf de Dieze aldaar. Er hoorde een weg bij achter dat voorhuis naar het achterhuis en het gebruiksrecht van de tuinen, wegen en poorten en een brug over het water. Jan behield zich het recht op het achterhuis met het zojuist genoemde gebruiksrecht voor. De huurder mocht zijn brandstoffen in het achterhuis op de grond opslaan. Huurder en verhuurder zouden samen het voorhuis in goede staat houden.1
Hierna is het complex weer vrij aan de priester heer Jan van Best, zoon van wijlen Peter van den Arennest, gekomen, die het op 26 juli 1482 overdroeg aan de predikheren. Het betrof toen een huis, erf, tuin, achterhuis aan het eind van de tuin, gelegen over de Dieze, verder een weg van de Hinthamerstraat naar het huis met een houten brug over de Dieze en het gebruiksrecht met anderen van een andere houten brug. De predikheren verhuurden het huis op dezelfde datum aan genoemde Jan van Best alias van den Arennest.2
 noch in deele niet en soude moigen vercoepen, vervreemden, verbijnden, becummeren, belasten noch verhueren den Groten Gasthuyse, den armen, den nonnen noch egenen anderen gasthuysen noch geesteliken vergaderingen noch nyemant van hoer wegen ende tot heuren behoeff, behoudeliken des dat die voirscreven Peter off zijnen nacomelingen na hem dat voirscreven huyss ende erve met sijnre toebehoerten int gehele oft in dele wael sullen moegen vercopen, vervreemden, opdragen, overgeven, verhueren oft versetten aen ennigen canonicken, capellanen ende beneficiaten of priesteren van sinte Jans oft enigen anderen priesteren, mannen ende vrouwen, gehuwelic oft ongehuwelic, omme dat selver te bewoonen ende te gebruyken tot horen gerieve ende proffijte, maer dat niet voirder te vercopen, te vertyeren, te becummeren noch te verhueren ennigen gasthuzen noch geestelijken vergaderingen voirscreven, met sulker voirwarden ende condicien hier inne toegedaen als dat dat convent vanden predikers ende die bruederen nu daer inne sijnde ende namaels comende, dat voirscreven huys, erve, hoff ende afterhuyss metter toebehoerten int geheel oft in dele met horen penningen ende gueden tegen die possessoren ende proprietarijsen ten tijde wesende wael sullen moegen coepen, hueren off anderssyns bevoirwarden, oft zij wouden, tot hueren gerieve ende proffijte, alle fraude ende argelist, suptijlheit van auden ende nuwen vonden geheelijc ende all daer inne vutgesceiden. Testes Ghijsselen et Os. Datum ultima augusti.
1.R. 1247, f. 235v.-236: Dominus Iohannes vanden Arennest, filius quondam Petri vanden Arennest, presbiter, domum et aream anteriorem olim domicelle Arnolde filie quondam Engberti filii quondam Iacobi Aven soen, dehinc dicti quondam Petri vanden Arennest, nunc vero domini Iohannis predicti, sitam in Buscoducis iuxta vicum Hijnthamensem inter hereditatem conventus fratrum predicatorum in Buscoducis ex uno et inter hereditatem domini Iacobi Wolphardi et eius coheredum ex alio, tendentem a communi Dyesa ibidem ibidem fluentem unacum quodam vico sibi retro adiacente usque ad domum posteriorem dicti domini Iohannis ibidem retro situatam, simul cum iure utendi ortis, viis et portis tam ante quam retro necnon ponte supra aquam ibidem situatis, ad dictas domos et areas spectantes, salvis dicto domino Iohanni sibi reservatis dicta domo posteriori necnon iure utendi ortis, viis, portis et ponte predictis, ut dicebat, locavit recto locacionis modo Iohanni Ghijsselen, ab eodem Iohanne exnunc deinceps et quam diu idem Iohannes in humanis vixerit et non ultra libere habendam et possidendam --- tali condicione annexa condicione quod dictus Iohannes Ghijsselen in dicta domo posteriori, videlicet subtus ad terram ad sua combustibilia ibidem collocanda usum suum unacum domino Iohanni predicto habebit et optinebit. Insuper condicionatum est quod dictus Iohannes Ghijsselen quam diu in humanis vixerit unacum dicto domino Iohanne simul una pariter dictam domum et aream anteriorem in bona et laudabili dispositione et reformatione tenebit et conservabit, omni dolo in hiis secluso.
2.R. 1251, f. 467v.-458: Dominus Iohannes de Best presbiter, filius quondam Petri vanden Arennest, domum, aream et ortum una cum domo quadam posteriori ad finem dicti orti sita, olim domicelle Ar-
Dat het complex uit twee huizen bestond blijkt uit een schepenakte van 31 oktober 1480, waarin heer Jan van den Arennest, priester, zoon van wijlen Peter van den Arennest, aan Jan Kemp, zoon van wijlen Jan Kemp, een cijns van 17 pond verkocht uit twee huizen, erven en tuin van wijlen jonkvrouw Aartke dochter van wijlen Jacob Aven, later van wijlen Peter van den Arennest en toen van heer Jan zijn zoon. Dit complex werd gesitueerd aan de Hinthamerstraat tussen erf van de predikheren aan beide zijden, strekkend van de Dieze tot aan een gracht.1 Op 18 november 1483 droeg Jan Kemp deze cijns over aan het Sint-Janskapittel.2

Bezitters:

Jacob Aven
??
Gerit natuurlijke zoon Willem Eelkens een huis »
Engbrecht van Delft, zoon van Jacob Avenz., vererving? »
zijn dochter Aartke bij testament »
Peter van Best gedurende zijn leven en na zijn dood zijn erfgenamen erfelijk
zijn erfgenamen delen van het complex 1475.04.18; 1475.05.26; 1476.08.06 »
Peter van Best vererving »
zijn zoon Jan van Best 1482.07.26 »
de predikheren
 nolde filie quondam Engberti Jacop Aven, nunc vero dicti domini Iohannis, sitos in Buscoducis iuxta vicum Hijnthamensem ultra communem Dyesam ibidem fluentem; item viam quamdam seu quemdam transitum ad presissa spectantem, situm ibidem inter hereditatem Petri Wouterssoen ex uno et inter hereditatem conventus fratrum predicatorum predicti ex alio, tendentem a dicto vico Hijnthamensi retrorsum usque ad communem Dyesam predictam et ad quemdam pontem ligneum ultra eundem Dyesam se extendentem unacum eodem ponte, et cum iure utendi quodam alio ponte ligneo ibidem prope situato similiter quibusdam aliis vicinis eciam ius in eodem ponte habentibus, simul eciam cum aliis iuribus et attinentiis premissorum singulis et universis, quemadmodum premissa ibidem sita sunt et ad dictum dominum Iohannem spectare dinoscuntur, ut dicebat, hereditarie supportavit michi ad opus dicti conventus fratrum predicatorum --- exceptis hereditario censu decem et septem librarum monete magistro Godefrido de Campo, canonico in Buscoducis, et hereditario censu unius et dimidie librarum monete Iohanne relicte quondam Godefridi Peteren ac censu fundi annuatim exinde e iure solvendis, salvis tamen dicto domino Iohanni et sibi reservatis huiusmodi locationibus et promissionibus sibi a dictis fratribus hodierna die factis et promissis ---. Datum xxvi iulii.
 
Conventus habet quatuor antiquas litteras et dominus Iohannes habet vidimus.
 Notum sit universis quod cum ita actum fuisset, constituti igitur coram scabinis infrascriptis dicti fratres prior, supprior, procurator et alii fratres nomine dicti conventus dumtaxat dictam domum anteriorem et aream ac partem dicti orti quemadmodum eadem presens ibidem sita est et palata iacet, pontem ligneum ultra dictum aquam se extendentem et ius utendi reliquo ponte ibidem prope sito necnon viam seu transitum predictos, extendentes se a dicto vico retrorsum usque ad pontem ligneum primodictum, simul cum portis aliisque attinentiis et iuribus ad eundem transitum spectantem, ut dicebat, locavit recto locationis modo dicto Iohanni de Best alias vanden Arennest, ab eodem domino Iohanne quamdiu in humanis vixerit et non ultra libere habendas et possidendas ---. Datum xxvii iulii.
 
Recepit eam xxvii ianuarii anno lxxxiiio.
1.R. 1250, f. 200v.: Dominus Iohannes vanden Arennest presbiter, filius quondam Petri vanden Arennest, hereditarie vendidit michi ad opus Iohannis Keymp, filii quondam Iohannis Keymp, hereditarium censum decem et septem librarum monete, solvendum anno quolibet hereditarie Remigii confessoris de et ex duabus domibus, areis et orto olim domicelle Arnolde filie quondam Iacobi Aven soen, dehinc dicti quondam Petri vanden Arennest, nunc vero dicti domini Iohannis eius filii, sitis in Buscoducis iuxta vicum Hijntamensem inter hereditatem conventus fratrum predicatorum in Buscoducis ex utroque latere, tendentibus a communi Dyeza ibidem fluentem retrorsum usque ad quoddam fossatum ibidem, necnon de et viis ceterisque iuribus et attinentiis premissorum, tam citra aquam quam ultra aquam ibidem situatis.
2.R. 1253, f. 176v.
Een naastgelegen huis werd op 26 maart 1479 door een groot aantal personen – kennelijk erfgenamen van Jacob Jacob Avenz. – overgedragen aan de predikheren. In een oorkonde van 17 augustus 1320 had Jan Blanden koopman dit huis en erf over het water, dat vroeger van zijn schoonvader Hendrik van Velp was geweest, met een weg overgedragen aan Jacob zoon van wijlen Jacob Avenz. schoenmaker. Uit het goed gingen 29 penningen hertogcijns.1 In 1479 was dit goed een huis, erf en tuin gelegen tussen erf van heer Jan van Best, priester, en erf van het Groot Gasthuis, strekkend van de Dieze tot aan een tuin over een gracht gelegen van wijlen genoemde Jacob Avenz. Ook het hiervóór genoemde stukje beemd werd overgedragen.2
1.GAHt, Loketkast II, Gasthuisstraat: Nos Emondus Rovere et Arnoldus de Enode, scabini in Buscho ducis, notum facimus universis quod coram nobis Iohannes dictus Blanden mercator domum suam et aream sitam in Buscho ducis in vico Hyntamensi ultra aquam, que quondam fuerat Henrici de Velpe, soceri dicti Iohannis, cum via ad dictam domum et aream spectantem et cum omnibus attinentiis quibus dictus Iohannes dictam domum et aream alias possidebat, hereditarie vendidit Iacobo filio quondam Iacobi dicti Avenzoen sutori, ab ipso iure hereditario possidendam, dictumque Iacobum in dictam domum et aream cum suis attinentiis per curiam nobis presentibus imposuit et heredavit modo in talibus consueto. Et promisit coram nobis dictus venditor ut principalis debitor super se et bona sua quod ipse dicto Iacobo de dicta domo et area, eidem vendita ut dictum est, debitam et iustam prestabit warandiam et quod omnem questionem proximitatis et omnem obligationem in hac existentem deponet eidem, exceptis decem et novem denariis annui census domino nostro duci inde solvendis, ut dicebat. Quo facto constitutus coram nobis Ghibo dictus Luecken, noster conburgensis, redemit seu quitavit dictam domum et aream ex iure propinquitatis, eidem Ghiboni in hac ut dixit competente. Qua redemptione seu quitatione facta dictus Ghibo dictam domum et aream, ut dictum est ab eo redemptam, dicto Iacobo simplicis donationis titulo donavit, tradidit et effestucando resignavit, presentium testimonio litterarum.
 Datum anno Domini Mo CCCmo vicesimo, dominica post festum assumptionis beate Marie virginis.
2.R. 1248, f. 180v.-181: Dominus Iacobus Wolphardi, presbiter, Adrianus Pryem, filius quondam Priami, tamquam maritus legitimus ut dicebat Katherine sue uxoris, filie naturalis dicti quondam Wolphardi, Adrianus et Iohanna eius soror, liberi dictorum Adriani et Katherine coniugum, necnon dicta Katherina cum eodem Adriano eius marito tamquam cum tutore, Daniel de Gewanden, filius quondam Egidii de Gewanden, Walterus de Gewanden, filius quondam Willelmi de Gewanden, Iacobus vanden Merendonck, filius quondam Henrici vanden Merendonck, ab eodem et Elisabeth eius uxoris, filie quondam Iohannis de Gewanden senioris pariter genitus, Godefridus vanden Broeck, relictus quondam Mechteldis sue uxoris, filie dicti quondam Iohannis de Gewanden, pro se et Iohanne vanden Broeck tamquam marito et tutore legitimo Connegondis sue uxoris, filie quondam Iohannis de Gewanden, filii dicti quondam Iohannis de Gewanden, Hermannus die Momber, filius quondam Bartholomee?, tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat Agnetis sue uxoris, filie dictorum Godefridi et quondam Mechteldis, Iacobus de Gheel, filius quondam Arnoldi de Gheel Gielen soen, magister Arnoldus Doerneman cirurgicus tamquam relictus quondam Ide sue uxoris, filie dicti quondam Arnoldi de Gheel, et Gerardus filius quondam Arnoldi Yngrami Pangelaert de Megen tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat Connegondis sue uxoris et Iohannes filius quondam Heymerici Jans soen tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat Iohanne sue uxoris, filiarum dicti quondam Arnoldi de Gheel, videlicet dictus Gerardus filius quondam Arnoldi Ingrami pro se et pro Aleyde filia dicti quondam Arnoldi de Gheel, et Herbertus Hals, filius quondam Rodolphi tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat Eve sue uxoris, filie quondam Gerardi de Mulsel, pro se ipso et pro Iohanne de Mulsel, filio dicti quondam Gerardi de Mulsel, et Gerlaco de Rijswijck, sororio eiusdem Iohannis, cum tutore, domum et aream sitam in Buscoducis in vico Hijnthamensi ultra aquam, que quondam fuerat Henrici de Velpe, soceri Iohannis Blanden mercatoris, cum via ad dictam domum et aream spectante et cum omnibus attinentiis quibus dictus Iohannes dictam domum et aream alias possidebat, venditas Iacobo filio quondam Iacobi Aven soen senioris a Iohanne Blanden predicto, prout in litteris, et que domus et area cum via et attinentiis suis pretactis nunc domus, area et ortus esse dinoscitur et siti sunt ibidem inter hereditatem domini Iohannis de Best, presbiteri, ex uno et inter hereditatem Maio-

Bezitters:

Hendrik van Velp
zijn schoonzoon Jan Blanden 1320.08.17 »
Jacob Jacobsz. Aven
zijn erfgenamen 1479.03.26 »
de predikheren

Het woonhuis van Hubrecht van Gemert (Hinthamerstraat 74)

Zie: M.W.J. de Bruijn, Voormalige bebouwing In den Boerenmouw (Utrecht, juni 2002) en: Aanvullend onderzoek Boerenmouw (Utrecht, juli 2002).

Het woonhuis van Hautart, Van Ammerzoden, Van Oss (Hinthamerstraat 74)

Zie: M.W.J. de Bruijn, Voormalige bebouwing In den Boerenmouw (Utrecht, juni 2002) en: Aanvullend onderzoek Boerenmouw (Utrecht, juli 2002).

Het woonhuis van Bertoud Back (Hinthamerstraat 74)

Zie: M.W.J. de Bruijn, Voormalige bebouwing In den Boerenmouw (Utrecht, juni 2002) en: Aanvullend onderzoek Boerenmouw (Utrecht, juli 2002).

De mansio van Knode, Stamelart, Steenwech enz. (In den Boerenmouw)

Zie: M.W.J. de Bruijn, Voormalige bebouwing In den Boerenmouw (Utrecht, juni 2002) en: Aanvullend onderzoek Boerenmouw (Utrecht, juli 2002).
 ris Hospitalis ibidem ex alio, tendentes a communi aqua die Dyse vocata retrorsum usque ad quemdam ortum ultra quoddam fossatum ibidem retro situatum dicti quondam Iacobi Aven soen, quemadmodum premissa cum suis viis, iuribus et attinentiis ibidem site sunt, ut dicebat, hereditarie supportavit michi ad opus conventus fratrum predicatorum in Buscoducis (volgen vrijwaringsbepalingen) ---.
 Dicti dominus Iacobus cum suis ut supra particulam prati, sita retro domum posteriorem Iacobi Aven soen de Busco inter hereditatem domini ducis (doorgehaald: et domine ducisse) dictam heren Hermans huys ex uno et inter hereditatem conventus predicatorum ex alio, quam particulam prati predictam Iohannes Ghijsbrechts soen dictus Wrede, reddituarius domini ducis et domine ducisse Luccemburgie et Brabantie in opido et villicatione de Buscoducis Iacobo Aven predicto dederat, ab eodem iure hereditario possidendam, ut videbatur in quibusdam litteris sigillo dicti reddituarii sigillatis plenius contineri, et que particula prati predicta nunc ortus quidam esse dinoscitur et sita est ibidem inter hereditatem dicti conventus fratrum predicatorum ex uno et inter hereditatem Maioris Hospitalis in Buscoducis ex alio, tendentem retrorsum usque ad hereditatem dicti hospitalis, quadam aqua interfluente, prout idem ortus cum suis iuribus et attinentiis ibidem situs est, ut dicebat, hereditarie supportaverunt michi ad opus dicti conventus fratrum predicatorum.

De mansio van Hintham, Steenwech, Van Geel, Merendonk, Van der Poorten, Onze-Lieve-Vrouwebroederschap (Hinthamerstraat 94)

Zie: M.W.J. de Bruijn, Voormalige bebouwing In den Boerenmouw (Utrecht, juni 2002) en: Aanvullend onderzoek Boerenmouw (Utrecht, juli 2002).

De mansio van Gosen Steenwech (Hinthamerstraat 102-108)

M.W.J. de Bruijn, De mansio van Gosen Steenwech (Louwschepoort westzijde) (Utrecht, februari 2010).

Het Hooghuis van Megen (108-112)

Opmerkelijk weinig middeleeuwse gegevens zijn er bewaard gebleven van het zogeheten Hooghuis van Megen (ter plaatse van Hinthamerstraat 108-112). Op 17 januari 1453 beloofde jonkvrouw Johanna Swaefs, weduwe van jonkheer Jan Dicbier, heer van Megen en Mierlo, aan Klaas zoon van wijlen Willem, natuurlijke zoon van wijlen heer Klaas Swaefs ridder, een jaarrente van 5 Filipsschilden uit stenen huis, erf en tuin en stal met zijn ondergrond daaraan liggend, gelegen tussen erf van Peter zoon van wijlen Wouter Heynen en erf van Jenneke weduwe van Jan Gijsselen, strekkend van de straat tot het water.1 Uit latere gegevens blijkt dat dit huis vóór aan de straat stond.
In 1501 werd Willem Watermaal, priester, gemachtigd om te regeren thuyss staende binnen der stat vanden Bossche, geheyten thuys van Megen, met zijne toebehoerten. Dit gebeurde na de dood van Jan Dicbier, heer van Mierlo.2 Hierna is het huis in het bezit gekomen van Katelijn van Oss, weduwe van Hendrik Gijsselen. De verdere geschiedenis is te vinden in Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen, 143-147. In 1533 werd het omschreven als domus lapidea et area, dictae communiter 't huys van Megen, ortus et domus posterior, sibi mutuo adjacentes, sitae in Buscoducis in vico Hynthamerensi inter hereditatem Magistri Arnoldi Coelborner ex uno et inter hereditatem sororum de Orthen domus Sancti Andreae, sitam ibidem juxta vicum praedictum, ex alio. Volgens deze auteur noemde Van Heurn het een geweldige steenhoop, die zeer hoog en breed was, hebbende aen de straatzyde eenen hoogen en spitsen gevel, op welks beide schuinsche zyden stonden verscheidene torentjes, naar den ouden smaak gemaakt. In 1800 is het afgebroken.
1.R. 1223, f. 164v.: Domicella Iohanna Swaefs, relicta quondam domicelli Iohannis Dicbier, dum vixit domini temporalis de Meghen et de Myerle, cum tutore, promisit se daturum et soluturum Nycolao filio quondam Willelmi filii naturalis quondam domini Nycolai Swaefs, militis, annuam et vitalem pensionem quinque aureorum denariorum communiter Philips scilde vocatorum vel valorem anno quolibet ad vitam primodicti Nycolai et non ultra nativitatis --- de et ex domo lapidea, area et orto ac stabulo cum suo fundo sibi adiacentibus, sitis in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem Petri filii quondam Wolteri Heynen soen ex uno et inter hereditatem Iohanne relicte quondam Iohannis Ghijsselen ex alio, tendentibus a dicto vico ad aquam ibidem fluentem.
2.R. 1269, f. 184-184v.

Het stenen huis van Dirk van Steenre (Hinthamerstraat ca. 140)

Op 19 april 1403 droegen Hendrik en Goiart, kinderen van wijlen Goiart van Erp en van Liesbet dochter van wijlen heer Goiart van Oss, ridder, alle recht aan hen en aan Jan van Dommelen, man van Katelijn dochter van wijlen Goiart van Erp, toebehorend in een cijns van 11 pond, die Dirk zoon van wijlen Goiart van Oss moest betalen aan zijn zuster vrouwe Liesbet gedurende haar leven en na haar dood aan Jan Goiart, Dirkske en Katelijn, kinderen van wijlen Goiart van Erp, over aan Jacob van Neijnsel. Deze cijns ging uit een erf in de Hinthamerstraat tegenover het Klarenklooster tussen erf van Dirk zoon van wijlen heer Goiart van Oss en erf van Jan Meelman, strekkend van de straat tot aan het water, welk eerstgenoemde erf Dirk van vrouwe Liesbet in cijns had verkregen voor de cijnzen die er al uitgingen en voor de genoemde cijns van 11 pond uit huis en erf van Dirk tussen de stenen poort van genoemde wijlen heer Goiart en het eerstgenoemde erf, welk huis en erf Dirk voor de betaling van de 11 pond in pand had gegeven.1
Genoemde Dirk werd Dirk van Steenre genoemd. Op 31 december 1402 transporteerde Dirk Lu de helft van stenen huis, erf en tuin tegenover het Klarenklooster tussen erf van Willem Tolner en erf van Alard van Berlicum, strekkend tot aan het water, welk goed Dirk Lu en Leunis zoon van wijlen Goiart van Erp van Goiart van Os en zijn zuster Aleid, kinderen van wijlen Dirk van Steenre, en van Hendrik van Baex de jonge, man van Luitgard dochter van Dirk van Steenre, had gekocht, over aan genoemde Leunis van Erp. Goiart van Beest, man van Dirkske dochter van Dirk van Steenre, had eerder zijn recht op het goed overgedragen aan Dirk Lu en Leunis.2
1.R. 1183, f. 126: Henricus et Godefridus fratres, liberi quondam Godefridi de Erpe, ab eodem quondam Godefrido et Elizabeth filia quondam domini Godefridi de Os militis pariter geniti, totam partem et omne ius ad ipsos et ad Iohannem de Dommellen, maritum legitimum Katherine sue uxoris, filie dicti quondam Godefridi de Erpe, spectantes in hereditario censu xi librarum monete, quem censum Theodericus filius dicti quondam Godefridi de Os solvere tenebatur domicelle Elizabeth sue sorori ad eius vitam et post eius decessum ad Iohannem, Godefride, Theoderice et Katherine liberis dicti quondam Godefridi de Erpe hereditarie Purificationis ex quadam hereditate sita in Buscoducis in vico Hynthamensi in opposito claustri sancte Clare inter hereditatem dicti Theoderici filii dicti quondam domini Godefridi de Os ex uno et inter hereditatem Iohannis Meelman ex alio, tendente a communi platea retrorsum ad aquam ibidem currentem, quam hereditatem primodictam predictus Theodericus erga dictam domicellam Elizabeth ad censum acquisierat, scilicet pro censibus exinde prius solvendis et pro predicto censu xi librarum ... ex domo et area ad dictum Theodericum spectante, sita in Buscoducis in vico Hynthamensi inter portam lapideam predicti quondam domini Godefridi ex uno et inter primodictam hereditatem ex alio, quam domum et aream dictus Theodericus pro solucione dicti census xi librarum monete ad pignus imposuerat, prout in litteris, hereditarie supportaverunt Iacobo de Neynsel.
 Op 14 maart 1397 had Goiart zoon van wijlen Goiart van Erp de helft in een cijns van 11 pond, die Goiart en zijn broer Leunis hadden uit een stenen huis en erf tussen erf van wijlen Jan Meelman, toen van Alard van Berlicum, aan de ene en de stenen poort toen van Willem Tolner aan de andere zijde, overgedragen aan zijn genoemde broer (R. 1180, blz. 725: Dictus Godefridus (= Godefridus filius quondam Godefridi de Erpe) medietatem ad se spectantem in hereditario censu xi librarum monete, quem dictus Godefridus et Leonius eius frater solvendum habuit hereditarie de et ex domo lapidea et area cum suis attinentiis, sita in Buscoducis in vico Hijntamensi inter hereditatem quondam Iohannis Meelman, nunc ad Alardum de Berlikem spectantem, ex uno et inter portam lapideam nunc ad Willelmum Toelner spectantem ... ut dicebat, hereditarie supportavit dicto Leonio sui fratri).
2.R. 1183, f. 233: Theodericus Lu medietatem domus lapidee, aree et orti sitorum in Buscoducis in vico Hijnthamensi in opposito conventus sancte Clare ibidem sita inter hereditatem Willelmi Toelner ex uno et inter hereditatem Alardi de Berlikem ex alio, tendentium a dicto vico Hijnthamensi retrorsum ad communem aquam ibidem currentem, quos domum lapideam, aream et ortum dictus Theodericus Lu et Leonius filius quondam Godefridi de Erpe erga Godefridum de Os et Aleydem eius sororem, liberos quondam Theoderici de Steenren, et Henricum de Baex iuniorem, maritum et tutorem legitimum Luyt-
Op 9 juni 1403 ‘verkocht’ Goiart van Os, zoon van wijlen Dirk van Steenre, aan Leunis van Erp een cijns van 4 pond en 10 schellingen uit drievijfde deel van het goed, ‘namelijk door het goed te verdelen in vijf gelijke delen’.1 Het is niet duidelijk wat met dit laatste bedoeld is. Op 3 augustus 1405 verkocht hij nog 4 pond uit 3/5 van het goed.2
Olivier van Berchusen transporteerde op 25 september 1405 een vijfde gedeelte aan Leunis, waarbij hij beloofde zijn zoon Willem afstand te laten doen zodra hij meerderjarig was.3
In 1412 of 1413 werd het goed en het hiervóór genoemde erf uitgewonnen, waarna Leunis van Erp het verkreeg van Jacob van Neijnsel. Deze laatste droeg het geheel op 2 maart 1413 weer over aan Leunis met een recht van weg. Het geheel werd gesitueerd tussen erf van wijlen Willem Tolner en erf eertijds van heer Alard van Berlicum. Uit het goed gingen nog de 11 pond aan Jacob van Neijnsel,. 20 schellingen aan de Tafel van de Heilige Geest, 5 schellingen aan het kapittel en 2 oude groten hertogcijns.4
 gardis sue uxoris, filie dicti quondam Theoderici de Steenren, emendo acquisierat, prout in litteris, et de quibus domo lapidea, area et orto Godefridus de Beest, maritus et tutor legitimus Theoderice sue uxoris, filie antedicti quondam Theoderici de Steenren, totam partem et omne iusa sibi et dicte Theoderice sue uxori in premissis quovismodo competentes in premissis hereditarie supportavit antedictis Theoderico et Leonio, prout in aliis litteris scabinorum etcetera, hereditarie supportavit dicto Leonio filio quondam Godefridi de Erpe.
1.R. 1183, f. 152: Godefridus de Os, filius quondam Theoderici de Steenre, hereditarie vendidit Leonio filio quondam Godefridi de Erpe hereditarium censum quatuor librarum et x solidorum monete, solvendum hereditarie Iohannis --- ex tribus quintis partibus dicti venditoris spectantibus in domo lapidea, area et orto cum suis attinentiis universis dicti quondam Theoderici, sitis in Buscoducis in vico Hijnthamensi in opposito conventus sancte Clare inter hereditatem Alardi de Berlikem ex uno et inter portam lapideam Willelmi Toelnere ex alio, tendentibus a dicto vico Hijnthamensi retrorsum ad communem aquam, videlicet dividendo dictos domum lapideam, aream et ortum cum suis attinentiis predictis in quinque partes equales ex tribus partibus dictarum quinque partium equalium.
2.R. 1184, f. 172.
3.R. 1184, f. 192v. Oliverus de Berchusen quintam partem domus lapidee et aree quondam Theoderici de Steenre, site in Buscoducis ad vicum Hijnthamensem in opposito conventus sancte Clare in Buscoducis inter hereditatem Willelmi quondam Toelnere ex uno et inter hereditatem quondam Iohannis Meelman, que postea ad Alardum de Berlikem spectabat ex alio, tendentis a dicto vico Hijnthamensi ad communem aquam, ut dicebat, hereditarie supportavit Leonio de Erpe, filio quondam Godefridi, promittens --- et quod ipse Willelmum eius filium quam cito ad annos pervenerit super quinta parte dicte domus lapidee et aree ad opus dicti Leonii hereditarie faciet renuntiare.
4.R. 1186, f. 365: Notum sit universis quod cum Theodericus Lu et Leonius filius quondam Godefridi de Erpe domum lapideam et aream ac ortum sitos in Buscoducis in vico Hijnthamensi in opposito conventus sancte Clare ibidem iuxta hereditatem Willelmi Toelner ex uno et inter hereditatem Alardi de Berlikem ex alio, tendentes a dicto vico Hijnthamensi retrorsum ad communem aquam ibidem currentem erga Godefridum de Os et Aleydem eius sororem, liberos quondam Theoderici de Steenre et Henricum de Baex iuniorem, maritum Luytgardis sue uxoris, filie dicti quondam Theoderici, emendo acquisivisset, prout in litteris; cumque dictus Leonius de Erpe, filius quondam Godefridi, hereditatem sitam in Buscoducis in dicto vico in opposito claustri sancte Clare predicte necnon domum et aream ibidem sitam iuxta portam lapideam domini quondam Godefridi de Os militis erga Iacobum dictum de Neynsel per iudicem mediante sententia scabinorum in Buscoducis emendo acquisivisset, prout in litteris, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Leonius de Erpe, filius quondam Godefridi, dictam domum lapideam, aream et ortum ac hereditatem ac domus et area, qui nunc integraliter siti sunt inter hereditatem dicti quondam Willelmi Toelner et hereditatem olim domini Alardi, tendentes a dicto vico ad dictam communem aquam, simul cum iure ad premissa spectante in via ibidem contigue sita, ut dicebat, hereditarie vendidit Ghiselberto Hoefslegher, filio quondam Laurentii de Oyen, supportavit --- xx solidi dicte monete mense sancti Spiritus atque quinque solidi dicte monete capitulo in Buscoducis necnon duobus! antiquis! grossis! domino nostro duci.

Bezitters:

Liesbet dochter van wijlen Goiart van Os, ridder, in erfcijns »
haar broer Dirk van Steenre
zijn kinderen 1402.12.31 »
Dirk Lu en Leunis Goiartsz. van Erp
Olivier van Berchusen 1405.09.25 1/5 deel »
Leunis van Erp
na uitwinning »
Jacob van Neijnsel »
Leunis Goiartsz. van Erp 1413.03.02 »
Jacob van Neijnsel

De mansio van Willem van Stakenburg (tussen Hinthamerstraat 124 en 126: Zusters van Orthenpoort?)

Een complex dat mansio werd genoemd was dat van Willem van Stakenburg. Ook deze mansio lag tegenover het Klarenklooster over het water. Waarschijnlijk gaat het hier om bebouwing achter de Zusters van Orthenpoort. Al vóór 9 januari 1398 was het goed bij een erfdeling in tweeën gesplitst. Hierbij was het voorste deel aan Willems zoon Hendrik en het achterste deel aan diens broer Reinier ten deel gevallen. Op genoemde datum verkocht Reinier het achterste deel aan Hendrik.1 Op 31 december 1399 droeg Hendrik beide delen over aan zijn zuster jonkvrouw Margriet van Stakenburg, weduwe van Jan van Kessel. Het voorste deel lag aan het water en strekte zich uit tot aan zekere palen. Dit voorste deel was aan Hendrik bij een erfdeling toebedeeld. Het achterste deel strekte zich uit vanaf palen tussen het achterste deel en het voorste deel tot aan het water. Uit het voorste deel van het goed werd een gouden oude penning aan zijn zuster jonkvrouw Mechteld van Stakenburg betaald.2
1.R. 1181, f. 43, blz. 85: Reynerus filius quondam Willelmi de Stakenborch posteriorem partem mansionis dicti quondam Willelmi, site in Buscoducis ad vicum Hijnthamensem in opposito conventus sancte Clare ultra communem aquam ibidem currentem, que scilicet posterior pars tendit a palis fixis et positis inter dictam posteriorem partem et inter anteriorem partem ad Henricum filium dicti quondam Willelmi spectantem dicte mansionis retrorsum usque ad communem aquam ibidem currentem, cum iure ad dictum Reynerum spectante in quadam via tendente per dictam anteriorem partem ad dictum Henricum spectantem mansionis predicte, in ea longitudine et latitudine qua dicta via sita est, et tendit in dicta anteriori parte, prout huiusmodi posterior pars ibidem sita est et prout huiusmodi posterior pars cum iure dicte vie prefato Reynero mediante hereditaria divisione habita inter ipsum et suis in hoc coheredes cessit in partem, prout in litteris, hereditarie vendidit dicto Henrico suo fratri, filio dicti quondam Willelmi de Stakenborch, supportavit cum litteris et iure, promittens super omnia ratum servare et obligationem ex parte sui deponere, exceptis condicionibus in dictis litteris contentis, hereditario censu duorum et dimidii aude (scilde)a Mechtildi filie dicti quondam Willelmi de Stakenborch ex dicta posteriori parte de iure solvendo. Testes Ludinc et Werthusen. Datum supra (= quarta post Epyphanie).
 a Dit woord is ten onrechte doorgehaald.
2.R. 1181, f. 122v., blz. 242: Henricus filius quondam Willelmi de Stakenborch anteriorem partem mansionis dicti quondam Willelmi Stakenborch, sitam in Buscoducis ad vicum Hijnthamensem in opposito conventus sancte Clare ultra aquam communem ibidem, scilicet illam anteriorem partem que sita est contigue iuxta dictam aquam communem, tendentem a dicta communi aqua retrorsum usque ad palos a latere anteriore partis predicte fixos, cum edifiis dicte anterioris partis, prout huiusmodi anterior pars ibidem sita est et dicto Henrico mediante divisione hereditaria prius habita inter eundem Henricum et suos in hoc coheredes cessit in partem, prout in litteris, atque posteriorem partem dicte

Bezitters:

Willem van Stakenburg
zijn erfgenamen deling vóór 1398.01.09 »
voorste deel: Hendrik Willemsz. van Stakenburg
achterste deel: Reinier Willemsz. van Stakenburg 1398.01.09 »
Hendrik Willemsz. Stakenburg hele goed 1399.12.31 »
zijn zuster Margriet van Stakenburg, weduwe van Jan van Kessel

Wat er hierna met de mansio is gebeurd, is niet duidelijk. Het voorste deel moet weer in handen zijn gekomen van Hendrik. Op 21 juni 1407 verkocht en transporteerde hij het aan Goiart Sceyvel, zoon van wijlen Goiart Sceyvel, met uitzondering van een cijns van één aude scilt en de last om de brug over het water te onderhouden.1 Het voorste deel werd door Goiart Sceyvel op 8 november 1421 overgedragen aan Tielman van den Doren.2 Op 24 maart 1446 droeg deze het vruchtgebruik over aan zijn zonen Tielman en Hendrik. Hendrik – niet samen met Tielman! – droeg hierop het complex over aan de zusters van Orthen. Het goed werd gesitueerd over het water tussen erf van Gosen Steenweg en erf van Klaas Schilder. Tot het goed behoorde een poort, bebouwing en het gebruiksrecht in de weg van de Hinthamerstraat naar het achterste deel van de mansio.3
 mansionis, que posterior pars tendit a palis ibidem fixis et positis inter eandem posteriorem partem et inter supradictam partem anteriorem dicte mansionis retrorsum usque ad communem aquam ibidem currentem, quam partem posteriorem prenominatus Henricus erga Reynerum suum fratrem emendo acquisierat, prout in litteris, simul cum toto iure ad dictum Henricum spectantem in quadam via tendente ibidem in dicta mansione atque in via tendente a dicto vico Hijnthamensi ad mansionem predictam, ut dicebat, hereditarie supportavit domicelle Margarete de Stakenborch sue sorori, relicte quondam Iohannis de Kessel --- exceptis condicionibus in dictis litteris contentis et hereditario censu unius aurei denarii antiqui ex dicta anteriori parte domicelle Mechtildi de Stakenborch eius sorori, solvendo annuatim.
1.R. 1185, f. 155-155v.: Henricus filius quondam Willelmi de Stakenborch anteriorem partem mansionis quondam Willelmi predicti, que mansio sita est in Buscoducis in vico Hijnthamensi in opposito conventus sancte Clare ultra aquam ibidem fluentem, et que anterior pars sita est inter hereditatem Goeswini Steenwech ex uno et inter hereditatem Nycholai Scilder ex alio et tendit cum uno fine contigue iuxta communem Dyesam ibidem fluentem et cum reliquo fine ad posteriorem partem mansionis predicte, que ad Reynerum de Stakenborch, filium dicti quondam Willelmi spectabat, nunc ad domicellam Margaretam de Kessel pertinet, simul cum porta et edificiis in dicta anteriori parte consistente, atque cum iure utendi via tendente a vico Hijnthamensi usque ad posteriorem partem predictam, ut dicebat, hereditarie vendidit Godefrido Sceyvel, filio quondam Godefridi Sceyvel, supportavit --- exceptis hereditario censu unius aude scilt et onere conservationis medietatis pontis consistentis supra Dyesam predictum, et quem pontem ipse Godefridus perpetue pro una medietate in bona dispositione tenebitur observare.
2.R. 1192, f. 429.
3.R. 1216, f. 55: Tielmannus de Spina usufructum sibi ut dicebat competentem in anteriori parte mansionis quondam Willelmi de Stakenborch, que mansio sita est in Buscoducis in vico Hijnthamensi in opposito conventus sancte Clare ultra aquam ibidem fluentem et que anterior pars sita est inter hereditatem Goeswini Steenwech ex uno et inter hereditatem Nycolai Scilder ex alio et tendit cum uno fine contigue iuxta communem Diesam ibidem fluentem et cum reliquo fine ad posteriorem partem mansionis predicte, que ad Reynerum Stakenborch, filium predicti quondam Willelmi spectare consueverat, simul et in porta et edificiis in dicta anteriori parte consistentibus et in iure utendi via tendente a vico Hijnthamensi usque ad posteriorem partem predictam, quam anteriorem partem mansionis predictam, simul cum porta, edificiis et iure utendi via predicta dictus Tielmannus de Spina erga Godefridum Sceyvel, filium quondam Godefridi Sceyvel, acquisierat, prout in litteris, legitime supportavit michi ad opus Tielmanni et Henrici fratrum, liberos dicti Tielmanni de Spina ---.
 Notum sit universis quod cum ita actum esset, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus

Bezitters voorste deel:

Hendrik Willemsz. van Stakenburg 1407.06.21 »
Goiart Goiartsz. Sceyvel 1421.11.08 »
Tielman van den Doren 1446.03.24 vruchtgebruik »
zijn zonen Tielman en Hendrik
Hendrik van den Doren 1446.03.24 »
zusters van Orthen

Het achterste deel

Als gezegd verkocht Reinier zoon van Willem van Stakenburg het achterste deel van de mansio van zijn vader op 9 januari 1398 aan zijn broer Hendrik. Het strekte vanaf de palen geslagen tussen het achterste en het voorste deel, aan Hendrik zoon van Willem toebehorend, naar achteren tot aan het openbare water. Er hoorde het recht toe op een weg strekkend over het voorste deel. Het achterste deel met de weg over het voorste deel van de mansio werd op 10 januari 1403 door Hendrik van Stakenburg getransporteerd aan ‘jonkvrouw Margriet van Kessel, dochter van wijlen Willem van Stakenburg’.1 Het eeuwigdurend recht in de weg van de Hinthamerstraat naar de mansio droeg Hendrik op 12 juli 1406 ook weer over aan jonkvrouw Margriet. Deze weg werd gesitueerd tussen erf van wijlen Dirk van Steenre en tussen erf van wijlen Willem Tolner (zie het hiervóór behandelde proces). De bezitters van het erf van jonkvrouw Margriet en van het erf van Hendrik zouden voortaan de brug over het water op gezamenlijke kosten onderhouden.2 Op 31 december 1415 droeg Margriet het achterste deel over aan Klaas Loenman, zoon van wijlen Hendrik Loenman. Uit dit deel gingen toen de hertogcijns van 4 oude groten, 2½ oude schilden aan Mechteld van Kessel en een cijns van 10 pond die Klaas Loenman dezelfde dag had beloofd.3 Deze cijns werd op 30 maart 1422 door Margriet met het recht dat Reinier
 Henricus filius Tielmanni de Spina predicti supradictam anteriorem partem mansionis simul cum porta, edificiis et iure utendi via predictis hereditarie supportavit michi ad opus sororum de Orthen.
1.R. 1183, f. 238: Henricus filius quondam Willelmi de Stakenborch posteriorem partem mansionis dicti quondam Willelmi, site in Buscoducis ad vicum Hijnthamensem in opposito conventus sancte Clare ultra communem aquam ibidem currentem, que posterior pars tendit a palis ibidem fixis et positis inter dictam posteriorem partem et inter anteriorem partem ad dictum Henricum spectantem mansionis supradicte retrorsum usque ad communem aquam, simul cum toto iure quod ad Reynerum filium dicti quondam Willelmi de Stakenborch spectabat in quadam via tendente per predictam anteriorem partem dicte mansionis in ea longitudine et latitudine qua dicta via ibidem sita est, quam posteriorem partem cum dicto iure vie predicte dictus Henricus erga predictum Reynerum suum fratrem emendo acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Iohanni Monic de Zoemeren ad opus domicelle Margarete de Kessel, filie dicti quondam Willelmi de Stakenborch.
2.R. 1184, f. 368-368v.: Henricus de Stakenborch, filius quondam Willelmi de Stakenborch, plenum ius utendi perpetue quadam via sita in Buscoducis ad vicum Hijnthamensem inter hereditatem Theoderici quondam de Steenre ex uno et inter hereditatem quondam Willelmi Toelner ex alio, et que via tendit a dicto vico Hijnthamensi retrorsum ad hereditatem que fuerat dicti Henrici, nunc ad domicellam Margaretam eius sororem, relictam quondam Iohannis de Kessel, pertinentem, scilicet utendi dicta via perpetue a possessoribus pro tempore dicte hereditatis dicte Margarete, eundi, redeundi ac cum curribus pergendo? tociens quotiens si placuerit, hereditarie supportavit Lamberto Fray? ad opus dicte domicelle Margarete ---, tali annexa condicione quod possessor pro tempore dicte hereditatis dicte domicelle Margarete et possessor pro tempore hereditatis dicti Henrici, nunc ad ipsum spectantem, pontem consistentem in dicta via supra communem aquam sub eorum communibus expensis in bona disposicione tenebunt perpetue et conservare tenebuntur.
3.R. 1189, f. 249v.: Domicella Margareta de Kessell, filia quondam Willelmi de Stakenborch, cum tutore, posteriorem partem mansionis predicti quondam Willelmi, site in Buscoducis ad vicum Hyn-
zoon van wijlen Willem van Stakenburg daarin had, overgedragen aan der maghede gasthuys dat wijlen heer Jan van Orthen had gesticht.1

Bezitters achterste deel:

Reinier van Stakenburg 1398.01.09 »
zijn broer Hendrik van Stakenburg 1403.01.10 »
zijn zuster Margriet 1415.12.31 »
Klaas Hendriksz. Loenman
??
zusters van Orthen

De mansio van Schilder (Schilderstraat westzijde)

Al enkele malen is vastgesteld dat er soms weinig gegevens over een mansio bewaard zijn gebleven, of dat ze althans niet in de aanwezige indices terug te vinden zijn. Een van deze slecht bekende grote huizen is een mansio van de familie Schilder(s), waarnaar de Schilderstraat genoemd is.2 Voor zover ik heb kunnen nagaan wordt deze mansio voor het eerst als zodanig genoemd in 1419, toen werd gesproken van een steeg strekkend van de Hinthamerstraat tot en naar de mansio van wijlen Hendrik Schilder.3
In de jaargangen 47 en 48 (1998 en 1999) van De Brabantse Leeuw publiceerde
 Hynthamensem in opposito conventus sancte Clare ultra communem aquam ibidem currentem, que posterior pars tendit a palis ibidem fixis et positis inter predictam posteriorem partem et inter anteriorem partem, nunc ad Godefridum Sceyvel spectantem, mansionis supradicte retrorsum usque ad communem aquam, simul cum toto iure quod ad Reynerum filium prenominati quondam Willelmi de Stakenborch spectabat in quadam via tendente per predictam anteriorem partem antedicte mansionis in ea longitudine et latitudine qua dicta via ibidem sita est, quam posteriorem partem cum dicto iure vie predicte antedictus Henricus filius quondam Willelmi de Stakenborch erga prefatum Reynerum suum fratrem emendo acquisierat et quam dictus Henricus domicelle Margariete! predicte postea supportaverat, ut dicebat, hereditarie supportavit Nycolao Loenman, filio quondam Henrici Loenman ---, excepto hereditario censu quatuor antiquorum grossorum domino fundi et hereditario redditu duorum et dimidii aureorum denariorum communiter audescilde vocatorum domicelle Mechtildi sorori predicte domicelle de Kessel exinde prius de iure solvendo atque hereditario censu x librarum monete quem dictus Nycolaus sibi solvere promiserat hodierno die exinde iuxta continentiam litterarum inde (con)fectarum. Quo facto promisit dictus Nycolaus Loenman super omnia quod ipse medietatem pontis consistentis in dicta via supra communem aquam ibidem observabit pro media parte suis sumptibus et expensis ---.
 In de linker kantlijn: Tradantur littere ... Nycolao! magistre hospitalis de Orthen.
1.R. 1192, f. 476v.: Domicella Margareta de Kessel, filia quondam Willelmi de Stakenborch, cum tutore, hereditarium censum decem librarum monete, quem censum Nycolaus Loenman, filius quondam Henrici Loenman, promiserat se daturum domicelle Margarete predicte de et ex posteriori parte mansionis predicte quondam Willelmi, site in Buscoducis ad vicum Hijnthamensem in opposito conventus sancte Clare ultra communem aquam ibidem currente, que posterior pars tendit a palis ibidem fixis et positis inter predictam posteriorem partem et inter anteriorem partem, nunc ad Godefridum Sceyvel spectantem, mansionis predicte retrorsum usque ad communem aquam, simul cum toto iure quod ad Reynerum filium prenominati quondam Willelmi spectabat in quadam via tendente per predictam anteriorem partem antedicte mansionis in ea longitudine et latitudine qua dicta via ibidem sita est, prout in litteris, hereditarie supportavit michi Ghiselberto ad opus hospitalis virginum dicte der maghede gasthuys quod quondam dominus Iohannes de Orthen fundasse dicitur.
2.Globale, niet gespecificeerde gegevens in E. Vink, ‘Krappe kameren, ruime tuinen’, in: Schoon, schamel, schilderachtig. De geschiedenis van handwerkslieden, hoeren en huurders in de Schilderstraat te ’s-Hertogenbosch (’s-Hertogenbosch 2008) 14-27.
3.R. 1191, f. 175. Zie hierna.
L.F.W. Adriaenssen een genealogie van de Bossche Schilders onder de titel ‘De familie Schilders in de Middeleeuwen. Een Bossche patriciërsfamilie’. Uit deze genealogie blijkt dat dit geslacht al in de vijftiende eeuw wijdvertakt was. In verband met de mansio reconstrueer ik de volgende stamreeks:
In verschillende akten is vanaf 1419 sprake van de mansio van Hendrik Schilder of van Klaas Schilder. Maar er wordt in de schepenakten die op deze omgeving betrekking hebben ook gesproken van de mansio van Adam van Nijnsel. Het is zeer wel denkbaar dat hij oorspronkelijk in het bezit is geweest van de Van Nijnsels. Zoals uit bovenstaande fragmentgenealogie blijkt, was Klaas Klaasz. Schilder de jonge gehuwd met Lerie van Nijnsel, zodat – althans gedeeltelijke –4 vererving aan de Schilders denkbaar is.
De Van Nijnsels – genoemd naar Nijnsel onder Sint-Oedenrode – behoorden net als de Schilders tot het Bossche patriciaat.5 Een Adam van Nijnsel zien we in een oorkonde van 4 mei 1336. Hij had een zuster die jonkvrouw Aleid van (den) Dijk (domicellam Aleidem de Aggere) werd genoemd. De uitvoerders van haar testament waren de priesters Willem en Hendrik van Nijnsel.6
Een Adam van Nijnsel zou in 1310 schepen van ’s-Hertogenbosch zijn geweest,7 maar het betreft hier een kopieerfout, zoals uit het dictaat van de betreffende oorkonde blijkt. In de kopie zal na het woord tricentesimo het woord trigesimo zijn overgeslagen, door de overeenkomende uitgang een veel voorkomende kopiïstenfout. De juiste datering – af te leiden uit de schepenlijsten –8 zal 20 maart 1340 zijn. Adam van Nijnsel wordt als schepen vermeld in 1339/40, 1343/44 en 1366/67.9 In de jaren zestig en zeventig van de veertiende eeuw was Adam procurator van de Sint-Jan.10 Waarschijnlijk was hij dit ook van het Nijnselsgasthuis.11
In 1354 woonde Adam op een erf van Marcelis Metten bij de mansio van Eng-
1.L.F.W. Adriaenssen, ‘De familie Schilders in de Middeleeuwen’, De Brabantse Leeuw 47 (1998) 238-247; 48 (1999) 1-14; 94-103; 164-17; ald. 47 (1998) 239-241.
2.Adriaenssen 48 (1999) 1-5.
3.Adriaenssen 48 (1999) 94-97.
4.Een ander deel zal dan vererfd zijn aan Aart Berwout. Zie hierna.
5.Lacuneuze genealogieën van de oudste generaties bij A.H.P. van den Bichelaer, Het notariaat in Stad en Meierij van ’s-Hertogenbosch tijdens de Late Middeleeuwen (1306-1531) (Amsterdam 1998), bijlage I, nr. 277; en Adriaenssen, ‘De familie Schilders’, De Brabantse Leeuw 48 (1999) 2-4. Alleen een bezitsreconstructie zou mogelijk meer duidelijkheid over de afstammingslijnen kunnen opleveren.
6.GAHt, Groot Begijnhof 6.
7.H.P.H. Camps (ed.), Oorkondenboek Noord-Brabant I (’s-Gravenhage 1979) nr. 813, gedateerd op 21 maart 1310.
8.Jacobs, Justitie en politie, 257.
9.Jacobs, Justitie en politie, 257 en 259.
10.Zie bv. GAHt, H. Geest 515 (1362.09.02); Sint-Jan 100 (1368.12.14); Sint-Jan 102 (1369.02.26*); Sint-Jan 109 (1369.08.22 en 1371.05.08); Sint-Jan 112 (1372.09.06).
11.GAHt, Neijnselsgasthuis 12 (1367.10.06): supportavit Ade de Neysel ad opus hospitalis quod dominus Henricus de Neysel fundaverat.
brecht Ludink van den Dijk,1 maar op 6 december 1361 is sprake van de poort van Adam van Nijnsel in de Hinthamerstraat.2 Op 29 december 1369 herriep Adam de beschikkingen die zijn vrouw Heilwig over hun woonhuis had gemaakt.3
Denkelijk behoorde deze mansio in 1355 tot de boedel van wijlen heer Willem van Nijnsel, priester, en zijn broer Jan van Nijnsel. Op 27 van dat jaar deed Dirk van Brakel, zoon van wijlen heer Staas van Brakel, ridder, afstand van zijn naastingsrecht in het vijfde deel van de helft van het hele erf van de genoemden, gelegen in de Hinthamerstraat aan de kant van het Muntelke tussen erf van Katelijn weduwe van Aart Heym en erf van Gijsbrecht van den Broek, priester.4
Dirk van Brakel, wiens moeder een Berte van Nijnsel was,5 had op een onbekend
1.GAHt, Collectie Valkenburg 3-1 (1354.12.20).
2.R. 1800, f. 36v.: hereditatem quondam Wellini Brugman, sitam in Buscoducis ultra pontem domini Gerlaci inter hereditatem Beerthe Sceyvel et eius liberorum ex uno et inter portam Ade van Neynsel.
3.GAHt, Sint-Jan 106: In nomine Domini, amen. Universis hoc presens publicum instrumentum visuris pateat manifeste quod anno nativitatis dominice millesimo ccco lxixo, indictione viia, mensis decembris die prepenultima, hora misse vel quasi in presentia testium et mei notarii publici subscriptorum personaliter constitutus discretus vir Adam de Neynsel sex modios siliginis annue et hereditarie pactionis mensure de Buschoducis, ad Buschumducis tradendos et deliberandos ex bonis sitis in parochiis de Arle et de Ryctel qui quondam fuerunt domini Arnoldi de Heesbeen militis, ad festum Purificationis beate Marie virginis gloriose hereditarie persolvendos, quos videlicet sex modios siliginis antescriptos Heylwigis uxor legitima Ade predicti legavit liberis quondam Mechtildis sue sororis, prout hec et alia in testamento dicte Heylwigis plenius continetur, revocavit, cassavit et annullavit, revocatos, cassatos et annulatos esse voluit et ordinavit; item dictus Adam modo et forma quibus supra revocavit quodcumque dicte Heylwigi sue uxori de mansione sua quam ad presens dictus Adam inhabitat legavit et quodcumque dicta Heylwigis de mansione supradicta alicui legavit, hoc etiam dictus Adam simili modo et forma quibus supra penitus revocavit, revocatum esse voluit et precepit, supra quibus dictus Adam a me notario publico subscripto sibi publicum instrumentum confici postulavit.
 Acta fuerunt hec in Buschoducis in sacristia dextro parte chori, sita in ecclesia beati Iohannis ewangeliste in Buschoducis sub anno, indictione etcetera ut supra, presentibus discretis viris dominis Arnoldo de Ligno, canonico ecclesie memorate, et Petro Potghieter, presbiteris Leodiensis, testibus fidedignis ad premissa vocatis specialiter et rogatis in testimonio omnium premissorum.
 
(signum) Et ego Theodericus Yper de Buschoducis, clericus Leodiensis dyocesis, auctoritate imperiali notarius publicus, quia omnibus et singulis premissis dum sic fierent una presens interfui cum testibus prenotatis, que vidi, audivi et hoc instrumentum publicum mea propria manu conscriptum sic inde confici meoque signo solito signavi.
4.BHIC, Familie van Lanschot 1486: Theodericus dictus de Brakel, filius quondam domini Eustacii de Brakel, militis, prebuit et exhibuit patentes denarios, quos suos proprius esse dicebat, verbis ad hoc aptis, ad redimendum e iure proximitatis et acquitandum quintam partem unius medietatis totius hereditatis que quondam fuerat domini Willelmi dicti de Neysel, presbiteri, et Iohannis de Neysel, fratrum, site in Buschoducis in vico Hyntamensi ultra pontem Gherlaci in latere versus locum dictum Muntelken ultra aquam ibidem currentem, inter hereditatem domicelle Katerine relicte quondam Arnoldi dicti Heyme ex uno latere et inter hereditatem domini Ghiselberti de Palude, presbiteri, ex alio latere, atque totum ius cuiusdam vie ibidem site, tendentis a ponte ibidem super aquam currentem usque ad communem plateam, venditas Henrico dicto Huttensoen a Iohanne dicto Hoef, prout in litteris scabinorum de Buschoducis super hoc confectis plenius continetur. Dictus vero Henricus emptor, in hoc cedens Theoderico predicto, recognovit eundem ius redemptionis in premissis e iure proximitatis habere, dictus que Henricus emptor dictas litteras antedicto Theoderico supportavit simul cum toto iure predicto Henrico in dictis litteris et in hiis que continentur in eisdem quoquomodo competente, et effestucando resignavit modo in talibus consueto. Testes interfuerunt scabini in Buschoducis Ghiselbertus Lysscap et Arnoldus Rovere.
 Datum feria quarta post diem conversionis beati Pauli apostoli anno Domini millesimo CCCmo quinquagesimoquinto.
5.Zie bv. R. 1801, f. 218v.: Berta de Neynsel uxor Staeskini de Brakel (1321.06.26); Sint-Jan 34: quondam domine Berte relicte domini Eustacii de Brakel, militis.
tijdstip een deel van zijn woonhuis over de Dieze met de ondergrond, een stuk erf en een ‘streep’ erf verkocht aan Gevard van Doerne, die ze vervolgens had verkocht aan Hendrik Schilder. Het ging hierbij het deel van het woonhuis te meten vanaf de tussenmuur in het huis naar de Dieze toe, waarin zich toen een schouw bevond, met de helft van die schouw en gevel, het stuk erf met bebouwing strekkend van het deel van het huis tot aan de Dieze en de streep erf tussen erf van Gerit van Boerdonk en erf van Adam van Nijnsel. Gerit van Boerdonk behield het recht van weg op het eind van de streep erf aldaar, met – waarschijnlijk voor de koper – het recht om met een kar met vier paarden van de Hinthamerstraat naar en van het eerstgenoemde erf en de brug over de Dieze toe te rijden. Hierna had Heilwig weduwe van Hendrik Schilder haar vruchtgebruik van de mansio van Hendrik bij de mansio van Aart Berwout en de andere stukken erf verkocht aan Gerit van Beerze, zoon van wijlen Gerit van Beerze. Waarschijnlijk had deze het geheel hierna overgedragen aan Klaas Schilder, zoon van wijlen Hendrik Schilder; er ontbreekt iets in de tekst. Het complex was in 1453 gelegen tussen erf van de zusters van Orthen en de openbare straat en strekte zich uit van erf van Hadewig weduwe van Klaas van Beerze tot het daar stromende water. In genoemd jaar 1453, op 23 of 24 juli, wilden Klaas zoon van Jan Waarloes, zoon van genoemde Jan en van Sofie dochter van wijlen Klaas Schilder, overdragen aan de genoemde zusters, maar de transactie is niet doorgegaan.1
1.R. 1223, f. 323v.: Notum sit universis quod cum Theodericus de Brakel quandam partem domus habitationis cum suo fundo hereditatis, site in Buscoducis in vico Hijnthamensi ultra pontem domini Gerlaci in latere versus locum dictum Muntelken ultra Dyesam ibidem fluentem, scilicet mensurando eandem partem dicte domus cum suo fundo a pariete interstitiali consistente in dicta domo versus Dyesam, in quo pariete predicto caminus existet ad presens, cum medietate eiusdem camini et parietis iamdictorum, atque quandam partem hereditatis predicte sitam ibidem, tendentem a dicta parte domus supradicte usque ad dictum Dyesam, cum edificiis in eadem parte consistentibus, atque quandam strepam hereditatis, sitam ibidem inter hereditatem Gerardi de Boerdonc ex uno et inter hereditatem quondam Ade de Neysel ex alio, prout huiusmodi partes et strepa ibidem site sunt et limitate, salva dicto Gerardo de Boerdonc via sua consistente in fine dicte strepe hereditatis iuxta aquam ibidem cum iure eundi et redeundi ac pergendi libere cum curru cum quatuor equis a dicto vico Hijnthamensi usque ad dictas partes domus, hereditatis et strepe hereditatis predictarum, scilicet per viam tendentem ibidem a dicto vico Hijnthamensi usque ad primodictam hereditatem atque pontem ibidem supra Diesam seu aquam consistentem seu constructum, prout eadem via predicta pertinet ad hereditatem primodictam, legitime et hereditarie vendidisset Willelmo Scilder ad opus Gevardi de Doerne; et cum deinde dictus Gevardus de Doerne premissam partem cum suo fundo hereditatis cum medietate eiusdem camini et parietis iamdictorum, partem habitationis predicte, cum edificiis predictis, atque strepam hereditatis predictas, salvo dicto Gerardo de Boerdonc via sua predicta, legitime et hereditarie vendidisset Henrico Scilder; et cum deinde Heylwigis relicta quondam Henrici Scilder usufructum sibi competentem in mansione dicti quondam Henrici, sita in Buscoducis ultra pontem dictum her Geerlix brugge iuxta mansionem quondam Arnoldi Berwout legitime vendidisset Gerardo de Beerze, filio quondam Gerardi de Beerze;a totam partem et omne ius sibi cum iure usufructuario quam alias competente in supradicta parte hereditatis cum suo fundo hereditatis cum suo fundo hereditatis cum medietate camini et parietis iamdictorum, partem hereditatis predicte, cum edificiis predictis atque strepam hereditatis predictas, salvo dicto Gerardo de Boerdonc via sua predicta, legitime et hereditarie supportasset Nycolao Scilder, filio dicti quondam Henrici Scilder, prout hec omnia in diversis litteris scabinorum de Buscoducis continetur, et que partes domus habitationis predicte nunc site sunt ibidem inter hereditatem domus congregationis sancti Andree apostoli sororum de Orthen, site? in Buscoducis iuxta vicum Hijnthamensem ex uno et inter communem vicum ex alio, tendentes ab hereditate Hadewigis relicte quondam Nycolai de Beerze ad aquam ibidem fluentem, ut dicebat; constitutus igitur coram scabinis infrascriptis Nycolaus filius Iohannis Waerloes, ab eodem Iohanne et quondam Sophia sua dum vixerat uxore, filia quondam Nycolai Scilder predicti, pariter genitus, premissa hereditarie supportavit michi ad opus sororum domus predicte, cum dictis litteris, aliis et iure, promittens super omnia et habenda ratum servare et obligationem et impetitionem ex parte sui et quondam Henrici Scil-
Ook Aart Aartsz. Berwout behoorde klaarblijkelijk tot de erfgenamen. Op 20 november 1414 transporteerden drie kinderen van Aart Berwout drievierde in het woonhuis van Adam van Nijnsel, dat later aan Aart toebehoorde, gelegen achter de Hinthamerstraat in het Muntelke, aan Gisenraad weduwe van Klaas van Beerze. Aart Aartsz. Berwout had tweederde van Hendrik en Heilwig kinderen van wijlen Roelof van Zuilichem verkregen.1
In enkele latere schepenakten betreffende goed in deze omgeving wordt Adam van Nijnsel nog vermeld als bezitter van een mansio en van een weg, waarmee onmiskenbaar de Schilderstraat is bedoeld: op 13 april 1426 is sprake van een cijns van dertig schellingen, die Udo Geritsz. van der Bruggen had beloofd aan Koenraad Aart Koenen van Gestel uit een huis en tuin in de steeg van de Hinthamerstraat naar het woonhuis van wijlem Adam van Nijnsel.2 Op 8 november 1436 transporteerde mr. Aart Buc chirurgijn een huis met zijn ondergrond in de steeg van de Hinthamerstraat naar de mansio van wijlen Adam van Nijnsel aan de gezusters Liesbet en Engel dochters van wijlen Boudewijn Aart Genenz. voor de ene helft en aan Hille dochter van wijlen Jan Vos voor de andere helft. Het huis was gelegen tussen erf van Aleid van Lent en haar kinderen en overig erf van mr. Aart.3
Op 31 augustus 1439 droeg Wouter Gijbenz. Voet als weduwnaar van Aleid Roelofsdr. van Loet zijn vruchtgebruik van een huisplaats van een huis en erf in de Hinthamerstraat tussen een weg toebehorend aan Adam van Nijnsel en de zijnen en
 der predicti et quorumcumque heredum et successorum eiusdem quondam Henrici Scilder deponere. Testes (niet afgewerkt). Het concept staat tussen akten van xxiii iulii en xxiiii iulii.
 a Waarschijnlijkt ontbreekt hier een zinsnede.
1.R. 1189, f. 26: Elizabeth relicta quondam Arnoldi Berwout, filii quondam Arnoldi Berwout, cum tutore, Rodolphus Berwout, Henricus eius frater, liberi dictorum Elizabeth et quondam Arnoldi predicti, et Willelmus Posteel, maritus et tutor Postelune sue uxoris, filie dicti quondam Arnoldi, tres quartas partes ad se spectantes in habitacione quondam Ade de Neysel, que postridie? ad dictum qondam Arnoldum pertinere consueverat, sita in Buscoducis in vico Hijnthamensi ibidem retrorsum versus latum dictum Muntelken, atque in attinentiis eiusdem habitacionis singulis et universis, et de qua habitacione cum suis attinentiis dictus Arnoldus filius quondam Arnoldi Berwout duas tercias partes erga Henricum et Heilwigem liberos quondam Rodolphi de Zulikem acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportaverunt Gerardo filio quondam Nycholai de Berze ad opus Ghisenradis relicte eiusdem quondam Nycholai.
2.R. 1197, f. 234: ex domo et orto sitis in Buscoducis in viculo tendente a vico Hijnthamensi versus domum habitationis quondam Ade de Neynsel inter hereditatem dicti Conrardi ex uno et inter hereditatem Ermegardis de Aerle ex alio, tendentibus? a dicto vico! retrorsum ad hereditatem Iohannis dicti Sceyvel.
3.R. 1206, f. 11: Magister Arnoldus Buc cyrurgicus domum cum eius fundo, sitam in Buscoducis ultra pontem domini Gerlaci in viculo tendente a vico Hijnthamensi versus mansionem quondam Ade de Neynsel inter hereditatem Iohannis vanden Hoevel ex uno et inter hereditatem Aleydis de Lent et eius liberorum ex alio, tendentem a dicto viculo ad hereditatem reliquam dicti magistri Arnoldi, quadam hereditate, unam pedatam in latitudine continentem, pro stillicidio eiusdem domus interiacente, simul cum dicto stillicidio predicto; insuper medietatem cloace constistentis inter dictam domum et hereditatem reliquam dicti magistri Arnoldi predictam, prout dicta domus cum eius fundo, stillicidio et medietate cloace predictis ibidem sita est, ut dicebat, hereditarie vendidit Elisabeth et Engele sororibus, liberis quondam Boudewini Arnt Genen soen, pro una medietate et Hille filie quondam Iohannis Vos pro alia medietate --- exceptis undecim denariis et tribus oert antiqui census domino nostro duci Brabantie et hereditario censu quatuor librarum monete dicto magistro Arnoldo exinde prius e iure solvendis, ut dicebat, tali conditione quod dicte emptrices non poterunt edificare nec situare in fine eiusdem domus versus hereditatem magistri Arnoldi predicti aliquas fenestras apertas, atque quod dicti! emptrices unam medietatem et dictus venditor reliquam medietatem eiusdem cloace predicte tenebunt in bona et laudabili dispositione. Et si contigerit aut opus fuerit eandem cloacam mundare, hoc dictus venditor pro una medietate et dicte emptrices pro alia medietate fieri procurabunt.
tussen erf van wijlen Hendrik Oeden over.1 Op 26 oktober 1489 transporteerde Rutger Jansz. de Man als man van Geertruid Goiartsdr. Brants alias van den Merenvenne,2 deze huisplaats aan Wouter van den Heuvel.3
Een enkele maal is ook sprake van de mansio van Hendrik van Nijnsel, waarmee onmiskenbaar ook de mansio van Adam van Nijnsel bedoeld is. Op 22 augustus 1433 droeg Jan van Tienrode en zijn vrouw Katelijn dochter van wijlen Marselis de Ridder (sRidderkens) een cijns uit de helft van de mansio van wijlen Hendrik van Nijnsel over aan Klaas van Beerze, zoon van wijlen Gerit van Beerze.4 Zoals al is vastgesteld heeft Klaas van Beerze ook een deel van de mansio verkregen.
Klaas en Jan zonen van Jan Waerloes en Sofie Klaasdochter Schilder verkochten op 11 september 1452 een cijns van zeven pond uit ‘huizen, erven en tuinen van wijlen Klaas, nu van de verkopers’, gelegen in de Schilderstraat tussen erf van de erfgenamen van Klaas van Beerze en de Dieze, strekkend van een steegje tot erf van de zusters van Orthen, met een gracht tussen laatstgenoemd erf.5 Dat het hierbij om een mansio ging, blijkt uit een schepenakte van 18 februari 1454, waarin de mansio van wijlen Klaas van Beerze als belending wordt genoemd.6
Op 27 april 1454 beloofden jonkvrouw Hadewig weduwe van Klaas van Beerze en Emond de Rover als man van Dirkske dochter van Klaas en Hadewig cijnzen van twintig Rijnsgulden en zestien pond aan het Sint-Geertruiklooster uit een stenen huis en erf en andere huizen en erven en uit een daaraanliggende beemd in een steegje geheten Schilderspoort (Scilders poert) over de brug aldaar tussen erf van de zusters van Orthen en erf van Jacob de Lu, strekkend van de genoemde brug tot de openbare Dieze, en uit al hun andere goederen.7
1.R. 1209, f. 121: in quodam domistadio olim cuiusdam domus et aree site in Buscoducis ultra pontem dictum communiter heren Geerlics brugge inter viam quandam spectantem ad Adam dictum de Neynsel et eius socios ex uno et inter hereditatem Henrici dicti quondam Oeden ex alio.
2.Het betrof de schoonouders van Jeroen Bosch. Zie hierna.
3.R. 1258, f. 253v.
4.R. 1203, f. 227v.: Iohannes de Tyenrode, maritus legitimus ut dicebat Katherine sue uxoris, filie quondam Marselii Sridderkens, et ipsa cum eodem tamquam cum tutore, quadraginta solidos annui et perpetui census, solvendi annuatim et hereditarie de media parte totius mansionis quondam Henrici de Neynsel, sita in Buscoducis ultra pontem domini Gerlaci de Busco militis in palude, quos quadraginta solidos Heilwigis filia quondam dicti Snobben erga dominum Willelmum de Neynsel presbiterum emendo acquisierat, prout in litteris, et que quadraginta solidi nunc ad dictum Iohannem et eius uxorem pertinere dinoscuntur, ut dicebat, hereditarie supportaverunt Nycolao de Beerze, filio quondam Gerardi.
5.R. 1222, f. 224: Nicholaus et Iohannes fratres, liberi Iohannis Waerloes, ab eodem et quondam Sophia sua dum vixit uxore, filia quondam Nicholai Scilder, pariter geniti, hereditarie vendiderunt Harberto Brant, filio quondam Henrici Brant, pellifici hereditarium censum septem librarum monete, solvendum hereditarie nativitatis Iohannis de et ex domibus, areis et ortis olim dicti quondam Nicholai, nunc dictorum venditorum, sitis in Buscoducis ultra pontem Gerlaci in quodam viculo, ibidem inter hereditatem heredum quondam Nicholai de Beerze ex uno et inter communem aquam die Diese vocatam ibidem ex alio, tendentibus a quodam parvo viculo ad hereditatem sororum de Orten, quodam fossato interiacente.
6.R. 1224, f. 192v. in quodam parvo viculo tendente a vico Hijntamensi versus mansionem quondam Nicholai de Beerze inter hereditatem Gerardi dicti de Wachtelberch alias dicti Croywagen ex uno et inter communem aquam ibidem ex alio, tendentes a dicto viculo ad hereditatem olim magistri Arnoldi Buck cyrurgici.
7.R. 1224, f. 245: Domicella Hadewigis relicta quondam Nicholai de Beerze et Emondus dictus die Rover tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat domicelle Theoderice sue uxoris, filie domicelle Hadewigis et quondam Nicholai predictorum, cum tutore dicte domicelle Hadewigis, promiserunt ut debitores principales indivisi michi ad opus conventus sancte Gertrudis in Buscoducis quod ipsi
Een volgende akte over dit goed dateert van begin oktober 1457, toen Hadewig en Emond de Rover een cijns van acht Rijnsgulden verkochten uit huis, erf en tuin in de Schilderspoort tussen erf van Jacob de Lu en erf van de zusters van Orthen, strekkend van erf van Goiart van de Meervenne tot de stadsmuur.1
Op 8 juni 1458 transporteerde Hadewig weduwe van Klaas van Beerze haar vruchtgebruik van stenen huizen, erven, kameren, tuin en aanliggende beemd van wijlen Klaas aan hun beider dochter Dirkske. Het complex werd gesitueerd in het Scilder straetken tussen erf van de zusters van Orthen en erf van Jacob de Lu en strekte zich uit van het steegje tot de Dieze.
Hierop verkocht Emond de Rover als man van Dirkske een cijns van twaalf Rijnsgulden uit het complex aan Aart Berwout. Emond erkende hierna dat Hadewig haar vruchtgebruik behield.2
Vervolgens, op 12 juli 1460, verhuurden Hadewig en Emond hun woonhuis met tuin en beemd en achterhuis voor drie jaar aan Gerit Simons wijnkoper. Wanneer deze de zolders moest herstellen zou dit door de verhuurders worden terugbetaald of gekort aan de huursom.3 Op 27 augustus werd de huur met drie jaar verlengd.4
Op 23 maart 1464 verkochten Hadewig en haar schoonzoon nog een cijns van vijf gulden uit het goed aan Willem Hinckart.5
Op 5 september 1473 droeg Hadewig haar vruchtgebruik over aan haar dochter,
 dabunt et solvent dicto conventui annuum et hereditarium censum viginti aureorum florenorum communiter overlens Rijnsgulden vocatorum vel valorem eorundem in alio pagamento anno quolibet hereditarie Purificationis de et ex domo lapidea et area ac aliis domibus et areis ac prato sibi adiacente, sitis in Buscoducis in vico Hijnthamensi in quodam viculo dicto Scilders poert ultra pontem ibidem inter hereditatem sororum de Orten ex uno et inter hereditatem Iacobi die Lu ex alio, tendentibus a dicto ponte usque communem Diesam ibidem currentem, insuper de et ex omnibus aliis eorum bonis ---.
 Dicti domicella et Emondus ut supra promiserunt indivisi ut supra cum tutore ut supra michi ad opus dicti conventus quod ipsi dabunt et solvent dicto conventui hereditarium censum sedecim librarum monete hereditarie Purificationis, et pro primo termino Purificationis obitum domicelle Godefride filie dictorum domicelle Hadewigis et quondam Nicholai predictorum immediate sequentis, de et ex domo lapidea et area etcetera ac ale..? ut in contractu precedente --- tali conditione annexa quod heredes et successores dictorum domicelle et quondam Hadewigis!a dictum censum perpetuis temporibus redimere et acquitare poterunt cum lxx overlens Rijns gulden vel valorem et cum censu anni redemptionis etcetera ---.
 a Waarschijnlijk ontbreekt hier iets.
1.R. 1228, f. 1: Domicella Hedewigis relicta quondam Nicolai de Beerze et Emondus die Rover, filius quondam Gerlaci, maritus et tutor legitimus ut dicebat domicelle Theoderice sue uxoris, filie domicelle (Hadewigis)a et quondam Nicolai predictorum, cum tutore dicte domicelle, hereditarie vendiderunt Arnoldo Berwout hereditarium censum octo aureorum florenorum overlensche Rijnsche gulden communiter vocatorum vel valorem, solvendum hereditarie Purificationis de et ex domo, area et orto sitis in Buscoducis in vico dicto Claes Scilders poirt inter hereditatem Iacobi die Lu ex uno et inter hereditatem sororum de Orthen ex alio, tendentibus ab hereditate Godefridi vanden Meervenne ad murum opidi de Buscoducis.
 De dagtekening van de datum is niet meer leesbaar. De volgende akte is van 4 oktober.
 a Dit woord ontbreekt.
2.R. 1228, f. 201: Hadewigis relicta quondam Nicholai de Berze cum tutore usufructum sibi ut dicebat competentem in domibus lapideis, areis, cameris, orto et prato sibi adiacente olim dicti quondam Nichoali, sitis in vico Hijntamensi ultra pontem in quodam parvo viculo dicto Scilder straetken inter hereditatem sororum de Orten ex uno et inter hereditatem dictorum sororum et hereditatem Iacobi die Lu ex alio, tendentibus a dicto viculo ad communem aquam die Diese vocatam, ut dicebat, legitime supportavit michi ad opus domicelle Theoderice filie Hadewigis et quondam Nicholai predictorum.
3.R. 1230, f. 255.
4.R. 1232, f. 401.
5.R. 1233, f. 109v.
inmiddels weduwe, Dirkske, die met haar kinderen Geerling en Hillegond het complex overdroegen aan de zusters van Orthen. Zij beloofden de afwezige Klaas en Liesbet, eveneens kinderen van Dirkske en wijlen Emond, afstand te laten doen zodra deze weer in het land waren. Liesbet deed dit op 26 februari 1474. Op 5 september 1473 werd het goed omschreven als huis, erf, tuin, boomgaard, beemd, drie kameren met hun ondergrond. Het werd gesitueerd in de de steeg van de Hinthamerstraat naar de stadsmuur, geheten de Schilderspoort, tussen erf van de zusters van Orthen en erf van Jacob de Lu en Margriet Hoymekers, strekkende van de openbare straat tot aan een gracht.1 De als belending genoemde Margriet Hoedenmakers (Hoymekers) was Margriet weduwe van Peter Wouter Heinenz., die in 1467, 1470 en 1472 cijnzen verkocht uit onder meer haar huis, erf en tuin, gelegen de Schilderstraat tussen erf van Jacob de Lu en erf van Hadewig weduwe van Klaas van Beerze.2
Op 6 september 1473 deed Aart Berwout afstand van zijn rechten op het complex. Op dezelfde datum droeg Goiart de Lu een erf, vroeger van heer Willem van Nijnsel, later van Aart Berwout, toen van Hadewig weduwe van Klaas van Beerze en haar kinderen, over aan de zusters. Hij had dit erf met bebouwing in de Schilderstraat bij schepenvonnis verkregen.3 Hij deed dit ook met het stenen huis en erf, andere huizen en kameren en aanliggende beemd, kortom het hele verdere complex.4 Er is dus sprake geweest van uitwinning. Aart Berwout transporteerde ook nog de hierboven genoemde cijns van twaalf Rijnsgulden aan de zusters. Het Sint-Geertruiklooster deed dit met de genoemde cijnzen van twintig dergelijke guldens en zestien pond en beloofde ook een cijns van vijf peters, toebehorend aan Willem Hinckart, over te zullen dragen. Er vonden ook de belofte tot vestiging van een lijfrente en op 7 september kwijtingen plaats vanwege cijnzen en reparaties aan de gebouwen.5

Tussen erf van Nicolaas van Beerze en erf van Jacob de Lu bevond zich een huis,
1.R. 1242, f. 92v.: Domicella Hadewigis relicta quondam Nicolai de Beerze cum tutore usufructum sibi ut dicebat competentem in domo, area, orto, pomerio, prato, tribus cameris cum earum fundis et omnibus aliis suis attinentiis et iuribus singulis et universis, sitis in Buscoducis iuxta vicum Hijnthamensem in viculo ibidem a dicto vico versus murum opidi de Buscoducis protenso, dicto Scilders poort, ultra pontem Gerlaci inter hereditatem domus sororum de Orthen ex uno et inter hereditatem Iacobi die Lu et Margarete Hoymekers ex alio, tendentibus a communi platea ad quoddam fossatum ibidem retro consistens, prout premissa ibidem sita sunt et ad quondam Nicolaum de Beerze spectare consueverant, ut dicebat, legitime supportavit domicelle Theoderice, filie domicelle Hadewigis et quondam Nicolai de Beerze predictorum, relicte quondam Emondi die Rover.
2.Zie hierna.
3.R. 1242, f. 92bis: Godefridus die Lu hereditatem quandam olim domini Willelmi de Neynsel, postea Arnoldi Berwouts, nunc Hadewigis relicte quondam Nicolai de Beerze et eius liberorum, sitam in Buscoducis in vico Hijnthamensi ultra pontem Gerlaci in quodam viculo ibidem a dicto vico Hijnthamensi protenso, Scilders straet vocato; insuper omnia edificia in dicta hereditate consistentia, quam hereditatem cum edificiis predictis dictus Godefridus die Lu erga Henricum Bredebart per iudicem mediante sententia scabinorum in Buscoducis emendo acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit michi ad opus sororum domus predicte.
4.Dictus Godefridus die Lu domum lapideam et aream ac alias domos et cameras ac pratum sibi adiacentem, sitas in Buscoducis in vico Hijnthamensi in quodam viculo dicto Scilders poirt ultra pontem ibidem inter hereditatem sororum de Orten ex uno et inter hereditatem Iacobi die Lu ex alio, quas domum, aream, domos, cameras et pratum predictas dictus Godefridus die Lu erga Henricum Bredebart per iudicem utsupra acquisierat.
5.Ald., f. 92bis-93; R. 1242, f. 327v.-328 (1473.09.07).
erf en tuin die in 1467 in bezit waren van Margriet weduwe van Peter Wouters (Heinenz.) hoedenmaker. Margriet verkocht op 11 februari 1467, 5 juni 1467, 19 januari 1470 en 16 oktober 1472 cijnzen uit dit goed.1 Op 5 juni 1467 werd vermeld dat het met één zijde en één eind grensde aan erf van Jacob de Lu en met het andere eind aan de steeg,2 in 1470 dat het zich uitstrekte met het andere eind tot de voor het huis lopende Dieze3 en in 1472 dat het zich uitstrekte van de Dieze tot een beemd van Jacob de Lu.4 Meer gegevens heb ik over dit perceel niet aangetroffen.

Grenzend aan bovenstaand complex was het huis van Jacob de Lu, voor het eerst vermeld in een belending op 27 april 1454.5 Op 9 september 1476 droeg zijn weduwe jonkvrouw Mechteld haar vruchtgebruik van een hoeve in Helvoirt over aan Adam de Lu. Deze beloofde haar hierop een lijfpensie van vier mud rogge en zeven karren turf, te leveren op het woonhuis van wijlen Jacob in de Schilderstraat.6 Dit woonhuis mag niet verward worden met een dichter bij de Markt gelegen huis, dat Jacob Marcelisz. de Lu in 1472 transporteerde aan zijn broer Adam (waarschijnlijk de nrs. 56-58).7

Een ander complex dat aan de westzijde van de Schilderstraat lag was in 1434 in het bezit van Gerit Schilder.8 Op 10 december van genoemd jaar verkocht hij aan Jan Hels een cijns van zes oude schilden uit een leeg erf van wijlen Jan van Os in de Scilderspoert tussen de Dieze en tussen erf van wijlen Roelof van Luet, kloosterling van Porta Celi, strekkend met het ene eind aan de straat en het andere eind aan het water aldaar.9 In april 1435 wilde hij waarschijnlijk dit leeg erf, toen een huis-
1.R. 1236, f. 247v. (1467.02.11); R. 1236, f. 195v. (1467.06.05); R. 1239, f. 205v. (1470.01.19); en R. 1242, f. 103v. (1472.10.16).
2.R. 1236, f.195v.: domo, area et orto eiusdem Margarete, sitis in Buscoducis ultra pontem dictum die Gheerlixbrugge in viculo dicto Scildersstraetken iuxta vicum Hijnthamensem inter hereditatem heredum quondam Nycholai de Beerze ex uno et inter hereditatem Iacobi die Lu ex alio et fine uno, tendentibus cum alio fine ad dictum viculum.
3.inter hereditatem dicte domicelle Hadewigis et suorum liberorum ex uno et inter hereditatem Iacobi die Lu et uno fine, tendentibus cum alio fine ad Diesam ante dictam domum fluentem.
4.in quodam viculo dicto Scilders straetken inter hereditatem Iacobi die Lu ex uno et inter hereditatem domicelle Hadewigis relicte quondam Nicolai de Berze et eius liberorum ex alio, tendentibus ab aqua die Dyeze vocata ibidem fluentem ad quoddam pratum dicti Iacobi die Lu.
5.R. 1224, f. 245. Zie hierboven.
6.R. 1245, f. 146: Domicella Mechteldis relicta quondam Iacobi die Lu cum tutore usufructum atque totam partem et omne ius in een hoeve in Helvoirt legitime supportavit dicto Ade die Lu ---.
 Notum sit universis quod cum ita actum esset, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Adam promisit dicte domicelle Mechteldi quod ipse dabit et solvet eidem domicelle Mechteldi annuam et vitalem pensionem quatuor modiorum siliginis mensure de Buscoducis et septem plaustratarum cespitum anno quolibet vita dicte domicelle Mechteldis durante et non ultra nativitatis Domini --- et in Buscoducis in domo olim habitationis dicti quondam Iacobi, sito in Buscoducis in viculo dicto Scilders poert, tradendam de et ex integro manso predicto.
7.R. 1242, f. 10v. (1472.10.29), gesitueerd tussen erf van Goiart Strick en erf van Klaas Spierinck glazenmaker.
8.Hij was een zoon van Willem Schilder (Adriaenssen, ‘De familie Schilders’ (1999) 6-14).
9.R. 1205, f. 275v.: Gerardus Scilder legitime et hereditarie vendidit michi ad opus Iohannis Hels hereditarium censum sex aureorum denariorum antiquorum communiter aude scilde vocatorum monete regis Francie, solvendum hereditarie Lucie virginis --- de et ex vacua hereditate olim Iohannis de Os, nunc dicti Gerardi, sita in Buscoducis infra portam dictam Scilderspoert inter Diesam ibidem fluentem ex uno et inter hereditatem olim Rodolphi de Luet, conventualis conventus de Porta Celi ex alio, tendente cum uno fine ad communem vicum et cum reliquo fine ad aquam ibidem fluentem. Zie ook
plaats genoemd, in erfelijke cijns geven aan Rutger van Arkel, maar de transactie is toen niet doorgegaan.1 Dit gebeurde echter wel op 5 mei daaraanvolgend. Uit de akte blijkt dat de huisplaats had toebehoord aan Jan van Os, zoon van wijlen Robbrecht van Doerne, en zijn vrouw Heilwig. Robbrecht Gijsbrechtsz. van Doerne, Aart Ingramsz. van Doerne en Zensa Ingramsdr. van Doerne deden afstand van hun recht. De huisplaats werd uitgegeven voor 2 pond die er al uitgingen en voor 7 pond te betalen aan Gerit.2 Het goed werd gesitueerd in de straat van de Hinthamerstraat naar de mansio van Klaas Schilder tussen de Dieze en het steegje aldaar, strekkende met het ene eind aan het daar stromende water en met het andere eind aan erf van wijlen de hiervóór genoemde broeder Roelof van Luet en zekere buren aldaar.3
Hierna is deze huisplaats vererfd aan Rutger van Arkels dochter Postulina, die trouwde met Goiart Brants alias van den Merenvenne. Op 5 februari 1478 erkende Aleid dochter van wijlen Klaas van Aarle, vrouw van Jan Gijselen, te hebben ontvangen van Goiart zoon van wijlen Goiart van den Merenvenne twee pond betreffende een cijns van twee pond uit huis, erf en tuin van Goiart in de Schilderstraat.4
Aleid dochter van Goiart van den Merenvenne trouwde met Jeroen van Aken, zoon van wijlen Antonis van Aken, de befaamde schilder. Op 23 mei 1488 beloofde deze aan Jan van Ouden, zoon van wijlen Herman, ten behoeve van deze Jan en van zijn vrouw Jenneke dochter van wijlen Zebrecht Back een lijfrente van 14 Rijnsgulden uit de helft van huis, erf, tuin en achterhuis van wijlen Goiart van den Merenvenne, nu van zijn erfgenamen. Dit complex werd gesitueerd in de steeg geheten Scilders straetken tussen de Dieze en de steeg.5 Op 25 februari 1488 verkocht Je-
 Adriaenssen, a.w. (1999) 8.
1.R. 1205, f. 63 (tussen akten van 1435.04.25 en 1435.04.26).
2.De cijns werd op 23 juli 1437 terug overgedragen aan Rutger van Arkel (R. 1207, f. 109).
3.R. 1205, f. 183v.: Robbertus de Doerne, filius quondam Ghiselberti, Arnoldus de Doerne, filius quondam Yngrami de Doernen, et Zeynssa filia dicti quondam Yngrami, cum tutore, super domistadio quondam Iohannis de Os, filii quondam Robberti de Doernen, sito in Buscoducis ultra pontem domini Gerlaci in vico tendente a vico Hijnthamensi versus mansionem quondam Nycolai Scilder inter Diesam ibidem fluentem ex uno et inter parvum viculum ibidem tendentem ex alio, tendente cum uno fine ad aquam ibidem fluentem et cum reliquo fine ad hereditatem quondam fratris Rodolphi de Luet, conventualis conventus de Porta Celi et quorundam vicinorum ibidem, ut dicebant, atque super iure ad opus Gerardi Scilder hereditarie renuntiavit ---.
 Gerardus Scilder supradictum domistadium, prout ibidem situm est et ad quondam Iohannem de Os, filium quondam Robberti de Doerne, et Heilwigem eius uxorem, pertinere consueverat, dedit ad hereditarium censum Rutghero de Erkel, ab eodem hereditario iure habendum et possidendum pro hereditario censu duarum librarum monete exinde prius e iure solvendo, ut dicebat, dando et solvendo ab anno hereditarie terminis debitis et consuetis, atque pro hereditario censu septem librarum monete, dando sibi ab anno hereditarie mediatim nativitatis Iohannis et mediatim Domini.
4.R. 1247, f. 37.
5.R. 1257, f. 274: Iheronimus de Aken, filius quondam Anthonii, tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat Aleidis sue uxoris, filie quondam Godefridi vanden Merenvenne alias Brant, promisit Iohanni de Ouden, filio quondam Hermanni, ad opus sui et ad opus Iohanne sue uxoris, filie quondam Zeberti Back, quod ipse daret et solveret dicto Iohanni de Ouden quamdiu in humanis vixerit et post eius decessum dicte Iohanne sue uxori in quantum supervixerit annuam et vitalem pensionem quatuordecim aureorum florenorum Renensium, xxti stuvers aut valorem pro quolibet computando, anno quolibet ad vitam dictorum Iohannis et Iohanne coniugum ac eorum superstitis mediatim assumptionis beate Marie virginis et mediatim Petri apostoli ad cathedram --- de et ex medietate ad ipsum Iheronimum ut dicebat spectante in domo, area, orto ac domo posteriori dicti quondam Godefridi vanden Merenvenne, nunc eius heredum, sitis in Buscoducis iuxta vicum Hijnthamensem ultra pontem Gerlaci ibidem in quodam viculo dicto Scilders straetken inter communem aquam die Dyeze vocatam, ibidem fluentem,
roen die helft aan Wouter Petersz. van den Heuvel. Het complex werd nu gesitueerd tussen de Dieze aan de ene zijde en een eind en tussen de steeg, strekkend met het voorste eind tot aan erf van Jacob zoon van wijlen Hendrik Sanders.1 De andere helft werd op 26 oktober 1489 door Rutger de Man, zoon van wijlen Jan de Man, als man van Geertruid dochter van Goiarts Brants alias van den Merenvenne, overgedragen aan Wouter Petersz. van den Heuvel. Ook de helft van de cijns van zeven pond werd door hem overgedragen.2
Rutger van Arkel verwierf ook het naastgelegen goed van Roelof van Luet. Op 31 augustus 1439 droeg Wouter zoon van Gijben Voet als weduwnaar van Aleid dochter van Roelof van Luet haar vruchtgebruik van een huisplaats van eertijds een huis en erf tussen een weg toebehorend aan Adam van Nijnsel en zijn gezellen aan de ene en erf van Hendrik zoon van wijlen Oeden aan de andere zijde, over aan Wouter zoon van het genoemde echtpaar Wouter Voet en Aleid. Wouter transporteerde het vervolgens met zijn toebehoren en dakdruppen aan Rutger van Arkel. Wouter Voet had de huisplaats verkregen van broeder Hendrik, kloosterling van het klooster van Baarle van de orde der willemieten, van zijn broer Jan en zijn zuster
 ex uno et inter dictum viculum ex alio.
1.R. 1257, f. 274v.: Iheronimus de Aken, filius quondam Anthonii, tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat Aleidis sue uxoris, filie quondam Godefridi de Merenvenne, medietatem ad ipsum spectantem in domo, area et orto ac domo posteriori dicto quondam Godefridi, dehinc eius heredum, sitis in Buscoducis apud vicum Hijnthamensem ultra pontem Geerlaci in quodam viculo ibidem dicto Scilders straetken inter communem aquam die Dyeze vocatam, ibidem fluentem, ex uno et uno fine et inter dictum viculum ex alio, tendentibus cum fine anteriori usque ad hereditatem Iacobi filii quondam Henrici Sanders, ut dicebat, hereditarie vendidit Woltero vanden Hoevel, filio Petri vanden Hoevel --- exceptis hereditario censu duarum librarum monete ex premissis integris domo, area, orto ac domo posteriori, necnon vitali pensione quatuordecim florenorum Rijns gulden communiter vocatorum ad vitam Iohannis de Ouden et Iohanne sue uxoris, filie quondam Zeberti Back, annuatim ex dicta medietate premissorum e iure solvendis.
2.R. 1258, f. 253v.: Rutgerus die Man, filius quondam Iohannis die Man, tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat Gertrudis? sue uxoris, filie quondam Godefridi Brants alias vanden Merenvenne, ab eodem et quondam Postulina eius uxore, filia quondam Rutgeri de Arkel, pariter genite, et ipsa cum eodem suo marito tamquam cum tutore, medietatem ad ipsos ut dicebant spectantes in domistadio sitoa in Buscoducis ultra pontem domini Gerlaci in vico tendente a vico Hijnthamensi versus mansionem quondam Nicolai Scilder inter Dyesam ibidem fluentem ex uno et inter parvum viculum ibidem tendens ex alio, tendente cum uno fine ad aquam ibidem fluentem et cum reliquo fine ad hereditatem quondam fratri Rodolphi de Luet, conventualis conventus de Porta Celi et quorumcumque vicinorum ibidem, pridem ad hereditarium censum datam Rutgero de Arkel a Gerardo Scilder, prout in litteris, simul cum edificiis interea in dicto domistadio edificatis et consistentibus, ut dicebat, hereditarie supportavit Woltero vanden Hoevel, filio Petri ---. Datum xxvi octobris.
 Dictus Rutgerus die Man, maritus ut supra, et ipsa cum eodem, medietatem ad ipsos ut dicebat spectantem in hereditario censu septem librarum monete, quem censum Rutgerus de Arkel promiserat se daturum et soluturum Gerardo Scilder anno quolibet hereditarie mediatim nativitatis Iohannis Baptiste et mediatim nativitatis Domini ex domistadio predicto, quem censum Rutgerus de Arkel erga dictum Gerardum Scilder postmodum acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportaverunt dicto Woltero vanden Hoevel ---. Testes, datum supra.
 Dicti Rutgerus, maritus ut supra, et ipsa cum eodem, medietatem ad ipsos ut dicebat spectantem in quodam domistadio olim quondam domus et aree site in Buscoducis ultra pontem dictum communiter heren Gheerlix brugge inter viam quamdam spectantem ad Adam de Neysel et eius socios ex uno et inter hereditatem Henrici dicti quondam Oeden ex alio, quod domistadium predictum Rutgerus de Arkel erga Wolterum filium Wolteri Voet acquisierat, prout in litteris, et in edificiis ut supra, hereditarie supportavit eidem Woltero vanden Hoevel ---. Testes, datum supra.
 In het handschrift staat situm.
Clemeys, kinderen van Jan Custer.1 De hierboven genoemde Rutger de Man droeg zijn helft in dit complex op 26 oktober 1489 over aan Wouter van den Heuvel.2
Uit het bovenstaande kan met een zekere mate van waarschijnlijkheid geconcludeerd worden dat de mansio Van Nijnsel/Schilder zich aan de westzijde van de Schilderstraat heeft bevonden en dat het complex zich zowel aan deze als aan de andere zijde van het water uitstrekte. Dit is een schamel resultaat, wat waarschijnlijk te wijten is aan het feit dat het al in de veertiende eeuw in verschillende delen zal zijn opgesplitst.

Oostzijde Schilderstraat (achter Hinthamerstraat 150-152)

Om een beeld te kunnen krijgen van het volledige complex van de mansio van Van Nijnsel/Schilder zijn ook de gegevens betreffende de oostkant van de Schilderstraat bestudeerd. Daaruit is niet duidelijk geworden of dit gebied er deel van heeft heeft uitgemaakt. Hier volgt slechts een selectie.

Aan de oostzijde van de Schilderstraat bevond zich in 1419 een huisplaats van Jan zoon van wijlen Hendik de Weverszn. van Espdonk. Dit perceel werd gesitueerd in de steeg naar de mansio van wijlen Hendrik Schilder tussen de steeg en tussen erf van mr. Aart Buc chirurgijn, strekkend van het erf van mr. Aart tot het water. Het perceel had een forse lengte: 125 voet (44,485 m), te meten vanaf het water naar de Hinthamerstraat toe. Het is niet duidelijk of dit tot aan de straat was of tot aan genoemd erf van mr. Aart Buc.
Op 4 augustus 1419 gaf Jan Hendrik de Weversz. deze huisplaats in erfelijke cijns aan Hendrik Daamsz. van Megen voor de hertogcijns en een cijns van 7 gulden.3 Er zijn in het protocol op deze datum later akten tussengeschreven, waaruit
1.R. 1209, f. 121: Wolterus filius Gibonis Voet tamquam relictus quondam Aleydis sue uxoris, filie quondam Rodolphi de Luet, usufructum sibi ut dicebat competentem in quodam domistadio olim cuiusdam domus et aree site in Buscoducis ultra pontem dictum communiter heren Geerlics brugge inter viam quandam spectantem ad Adam dictum de Neynsel et eius socios ex uno et inter hereditatem Henrici dicti quondam Oeden ex alio, quod domistadium Wolterus filius Gibonis Voet erga fratrem Henricum conventualem conventus de Baerle? ordinis beati Willelmi in deserto et Iohannem eius fratrem atque Clementiam dictam Clemeys eorum sororem, liberos quondam Iohannis dicti Custer, acquisierat, prout in litteris, legitime supportavit Woltero filio Wolteri et quondam Aleydis predictorum ---. Quo facto constitutus coram scabinis infrascriptis dictus Wolterus, filius Wolteri et quondam Aleydis predictorum, supradictum domistadium cum omnibus suis attinentiis et stillicidiis et iuribus hereditarie supportavit Rutghero de Arkel.
2.Zie de vorige noot.
3.In de akte staat 4 september, maar dit strookt niet met de andere akten die op dezelfde plaats te vinden zijn. R. 1191, f. 175 nw.: Iohannes filius quondam Henrici des Wevers soen van Espdonc quoddam domistadium situm in Buscoducis in viculo tendente a vico Henthamensi! ad et versus mansionem quondam Henrici Scilder inter dictum viculum ex uno et inter hereditatem magistri Arnoldi Buc cyrurgici ex alio, tendens ab hereditate dicti magistri Arnoldi ad communem aquam ibidem fluentem, ut dicebat, et quod domistadium continet centum et xxv pedatas in longitudine, mensurando a dicta aqua versus dictum vicum Hynthamensem, ut dicebat, dedit ad hereditarium censum Henrico dicto Daems soen van Meghen (doorgehaald: custodi), ab eodem hereditarie possidendum pro censu domini nostri ducis exinde prius de iure solvendo, dando etcetera, atque pro hereditario censu septem florenorum communiter gulden vocatorum, computando xii denarios communiter leeuwen vocatos pro quolibet
blijkt dat Hendrik Daams inmiddels overleden was. Zij dateren in ieder geval van na 1419. Uit het feit dat de cijns uit de hele huisplaats verdeeld was in vijf delen, kan afgeleid worden dat ze ook in vijven verdeeld was.1

Al vóór deze uitgiften op verschillende tijdstippen had Hendrik Daamsz. zijn huisplaats willen uitgeven. Deze uitgiften zijn niet doorgegaan, maar omdat ze op hetzelfde tijdstip hadden moeten plaatshebben, te weten op 17 mei 1420, zijn ze wel van belang voor de indeling van de percelen. Het gaat om:
 dictorum florenorum communiter gulden vocatorum, dandos et solvendos ab alio hereditarie nativitatis Iohannis Baptiste ex premissis.
1.R. 1191, f. 487-487v.: Henricus dictus Daems soen van Meghen quandam particulam hereditatis, xx pedatas ante et retro in latitudinem continentem, sumptam de quodam domistadio dicti Henrici, sito in Buscoducis in viculo tendente a vico Hijnthamensi versus mansionem quondam Henrici Scilder, et que particula ibidem sita est inter hereditatem dicti Henrici ex uno et inter hereditatem Gerardi filii quondam Gerardi Gruys ex alio, tendens a dicto viculo ad hereditatem magistri Arnoldi Buc cyrurgici, simul cum iure utendi quadam via ibidem ordinanda, duas et dimidiam pedatas in latitudine capiendas a particula hereditatis primodictam versus communem aquam, ut dicebat, hereditarie vendidit Gerardo filio Iohannis vanden Wachtelberch ---, excepta sexta parte census domini nostri ducis (ex dicta)a exinde solvendi, salvo dicto Henrico suo censu duorum et dimidiorum florenorum, xii leeuwen pro quolibet gulden, quem dictus Henricus hodierno die exinde solvere promiserat ---, tali conditione quod dictus Gerardus filius quondam Gerardi Gruys poterit viare per primodictam particulam hereditatis versus dictam aquam per brevius spatium et minus dampnum. Testes (niet afgewerkt).
 Dictus Gerardus filius Iohannis van Wachtelberch promisit se daturum et soluturum primodicto Henrico Daems soen hereditarium censum duorum et dimidii florenorum, xii leeuken pro quolibet gulden nativitatis Iohannis ex particula hereditatis primodicte. Testes (niet afgewerkt).
 Et poterit redimere --- (niet afgewerkt).
 Dictus Henricus Daems soen quandam particulam hereditatis, xx pedatas ante et retro in latitudine continentem, sitam in Buscoducis in viculo tendente a vico Hynthamensi versus mansionem quondam Henrici Scilder inter hereditatem Gerardi filii Iohannis van Wachtelberch ex uno et inter hereditatem Henrici filii quondam Cristiani vander Donredonc ex alio, tendentem a dicto viculo ad hereditatem magistri Arnoldi Buck cyrurgici, simul cum iure utendi quadam via ibidem ordinanda in hereditatibus predicti Henrici et dicti Gerardi filii Iohannis van Wachtelberch a primodicta particula hereditatis usque ad communem aquam ibidem ut dicebat hereditarie vendidit Gerardo filio quondam Gerardi Gruys ---, excepta sexta parte unius grossi antiqui domino nostro duci exinde solvendi, ut dicebat, salvo dicto Henrico suo censu duorum et dimidii florenorum per totum ut supra. Testes (niet afgewerkt).
 Dictus Gerardus filius quondam Gruys promisit se daturum dicto Henrico hereditarium censum duorum et dimidii florenorum per totum ut supra ex iamdicta particula hereditatis. Testes (niet afgewerkt).
 Et poterit redimere ad spacium quinque annorum per totum ut supra. Actum ut supra.
 Dictus Henricus Daems soen particulam hereditatis, xx pedatas ante et retro in latitudine continentem, sitam in Buscoducis in viculo tendente a vico Hynthamensi versus mansionem quondam Henrici Scilder inter hereditatem Gerardi filii quondam Gerardi Gruys ex uno et inter reliquam hereditatem dicti Henrici ex alio, tendentem a dicto viculo ad hereditatem magistri Arnoldi Buc cyrurgici, ut dicebat, hereditarie vendidit Henrico filio quondam Cristiani vander Donredonck ---, excepta sexta parte unius grossi antiqui ut supra, salvo utsupra. Testes (niet ingevuld).
 Dictus Henricus filius quondam Cristiani promisit se daturum et soluturum dicto Henrico Daems soen hereditarium censum duorum et dimidii florenorum ut supra ex iamdicta particula hereditatis. Testes (niet afgewerkt).
 Et poterit redimere per totum ut supra. Actum ut supra.
van Hendrik Daamsz. aan Hendrik Korstiaansz. van der Donredonc.
Aangezien de oude cijns verdeeld werd in zes parten, zal het de bedoeling zijn geweest om de huisplaats in zessen te verdelen.

In werkelijkheid vond de uitgifte later plaats, waarbij de cijns werd verdeeld in vijf parten:

Erf 1

Het eerstgenoemde stukje erf gaf Hendrik Daams op 15 juni 1420 in erfelijke cijns aan Gerit zoon van Jan van Wachtelberch. Het was voor en achter 20 voet (5,74 m) breed en het ging om het deel van de huisplaats dat gelegen was tussen een ander deel, dat Gerit zoon van wijlen Gerit Gruys van Hendrik had verworven, en een stuk dat Hendrik zichzelf had voorbehouden. Het strekte zich uit van de steeg tot erf van mr. Aart Buc chirurgijn. Het nieuwe erf kreeg het recht van weg over erf van Hendrik Daams naar het water toe. Behalve het genoemde vijfde deel van de hertogcijns uit de hele huisplaats moest Gerit 2½ gulden aan Hendrik betalen. Bebouwing moest zo ver van de steeg komen af te staan als de bebouwing van genoemde Gerit en Gerit toen stond.1

Bezitters:

(20 voet breed, tussen Gerit Gruys en Hendrik Daams, strekkend tot mr. Aart Buc)
Hendrik Daams 1420.05.17 »
Gerit Jansz. van Wachtelberch (Krodewagen)

Erf 2

Hierna gaf Hendrik, eveneens op 17 mei 1420, het tweede stukje ef van de huisplaats, eveneens voor en achter 20 voet breed, in erfelijke cijns aan Gerit zoon van wijlen Gerit Gruys. Dit erf was gelegen tussen erf van Gerit Jansz. van Wachtelberch en erf dat Korstiaan van der Donredonc dezelfde dag in erfelijke cijns kreeg en strekte zich eveneens uit van de steef tot mr. Aart Buc. Ook hier moest naast een-
1.R. 1191, f. 487v. nw.: Notum sit universis quod cum Henricus dictus Daems soen van Meghen quoddam domistadium situm in Buscoducis in viculo tendente a vico Hynthamensi versus mansionem quondam Henrici Scilder inter dictum viculum ex uno et inter hereditatem magistri Arnoldi Buck cyrurgici ex alio, tendens ab hereditate dicti magistri Arnoldi ad communem aquam, et quod domistadium dictus Henricus erga Iohannem filium quondam Henrici des Wevers soen van Espdonc ad censum acquisierat, prout in litteris, constitutus igitur coram scabinis dictus Henricus Daems soen quandam partem dicti domistadii, viginti pedatas ante et retro in latitudine continentem, videlicet illam partem dicti domistadii que sita est inter quandam aliam partem eiusdem domistadii, quem Gerardus filius quondam Gerardi Gruys erga dictum Henricum acquisierat ex uno et inter reliquam partem eiusdem domistadii quam idem Henricus sibi reservavit ex alio, tendentem a dicto viculo ad hereditatem dicti magistri Arnoldi Buc, ut dicebat, simul cum iure viandi per dictam re(li)quam hereditatem dicti Henrici versus aquam in fine dicte hereditatis ad minus dampnum et brevius spatium, ut dicebat, dedit ad hereditarium censum Gerardo filio Iohannis van Wachtelberch, ab eodem hereditarie possidendam pro quinta parte unius antiqui grossi de hereditario censu unius et dimidii grossorum antiquorum domino nostro duci ex dicto integro domistadio solvendi, dandi etcetera atque pro hereditario censu duorum et dimidiorum florenorum, xii leeuken pro quolibet gulden, dando sibi ab anno nativitatis Iohannis ex dicta parte dicti domistadii, tali conditione annexa quod dicta reliqua pars dicti domistadii dictus Gerardus Gruys .. sive possessores pro tempore eiusdem partis poterit viare per primodictam partem eiusdem domistadii versus dictam aquam ad minus dampnum et brevius spatium, hoc etiam adiuncto quod omnia edificia ibidem in dicto integro domistadio edificanda tam remote a dicto viculo edificabuntur prout edificia dicti Gerardi et Gerardi pronunc ibidem edificata sunt, ita videlicet quod communis via ibidem ad? dicta edificia ordinanda? nunquam impediri potest.
vijfde in de hertogcijns 2½ gulden aan Hendrik Daams betaald worden.
Op 7 december 1425 verkochten Lambrecht van Tricht, zoon van Rutger van Wangerode en zijn vrouw Liesbet, weduwe van Gerit Groeys, een pacht van twee mud rogge uit onder meer hun vruchtgebruik van huis, erf en tuin tussen erf van Meus Wegen en erf van Gerit Krodewagen.1
Op 1 september 1436 transporteerden Peter en Gerit zonen van Gerit Gruys en Liesbet het goed aan Herbrecht zoon van wijlen Goiart van Dordrecht,2 die het op 8 oktober 1437 overdroeg aan Leunis van Lancvelt, zoon van wijlen Goiart.3
Leunis droeg het vruchtgebruik op 23 december 1450 over aan zijn zoon Aart, die het goed vervolgens transporteerde aan Marselis natuurlijke zoon van Jan van der Heyden.4

Bezitters:

(20 voet breed; tussen Van Wachtelberch en Van der Donredonc
1425 tussen Wegen en Krodewagen=Wachtelberch)
Hendrik Daams 1420.05.17 »
Gerit Geritsz. Gruys
zijn weduwe Liesbet x Lambrecht Didgersz. van Wanrode vruchtgebruik 1436.09.01 »
Peter en Gerit zonen van Liesbet en Gerit Geritsz. Gruis 1436.09.01 »
Herbrecht Goiartsz. van Dordrecht 1437.10.08 »
Leunis van Lancvelt vruchtgebruik 1450.12.23 »
zijn zoon Aart van Lancvelt 1450.12.23 »
Marcelis Jansz. van der Heyden

Erf 3

Evenzo wilde Hendrik Daams op 17 mei 1420 een derde stukje erf van de huisplaats uitgeven aan Korstiaan van der Donredonc. Dit erf werd gesitueerd tussen erf van Gerit Gruys en het overig deel van de huisplaats. Maar de akte is niet afgewerkt. Toch moet die uitgifte hebben plaatsgevonden, zoals uit enkele belendingen blijkt, klaarblijkelijk niet aan Korstiaan maar aan diens zoon Hendrik.5
1.R. 1197, f. 11: Lambertus de Tricht, filius Rutgeri de Wangerode?, maritus legitimus ut dicebat Elisabeth sue uxoris, relicte quondam Gerardi Groeys, et ipsa cum eodem tamquam cum tutore, hereditarie vendiderunt Iohanni Keymp de Broegel, filio quondam Gerardi Stevens soen, hereditariam pactionem duorum modiorum siliginis mensure de Buscoducis, solvendam hereditarie Purificationis et in Buscoducis tradendeam, de et ex domo, area et orto sitis in Buscoducis in viculo tendente a vico Hijnthamensi versus vicum dictum Peperstraet ---; insuper ex usufructu dictis venditoribus aut eorum alteri competente in domo, area et orto sitis in Buscoducis in loco dicto Scilders poirt inter hereditatem Bartholomei Wegen ex uno et inter hereditatem Gerardi Crodewagen ex alio, tendentibus a quodam viculo ibidem sito ad hereditatem magistri Arnoldi Buc.
2.R. 1206, f. 210: constitutus igitur coram scabinis infrascriptis Lambertus filius quondam Rutgeri de Wantrode, maritus et tutor, maritus legitimus ut asserebat Elisabeth sue uxoris, et ipsa cum eodem tamquam cum suo tutore, usufructum sibi et dicte sue uxori ut dicebat competentem in dicta parte domistadii predicti legitime supportaverunt Petro et Gerardo liberis Elisabeth et quondam Gerardi predictorum.
3.R. 1208, f. 150v.-151: constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Herbertus supradictam partem domistadii predicti hereditarie supportavit Leonio de Lancvelt, filio quondam Godefridi.
4.R. 1221, f. 28: constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Leonius usufructum sibi ut dicebat competentem in supradicta parte domistadii predicti legitime supportavit Arnoldo suo filio ---.
 Quo facto dictus Arnoldus supradictam partem domistadii predicti hereditarie supportavit Merselio filio naturali quondam Iohannis vander Heyden ---.
5.R. 1191, f. 487v. (1420.0615): inter quandam partem eiusdem domistadii, quam Gerardus filius

Bezitters:

(20 voet breed; tussen Gerit Gruys en overig deel van de huisplaats (vanden Berch?))
Hendrik Daams »
Korstiaan van der Donredonc of Hendrik Korstiaans van der Donredonc

Erf 4?

In een van de in 1419 tussengeschreven akten draagt Beatrijs weduwe van Hendrik Daams op 16 augustus van een onbekend jaar – mogelijk 1423 – haar vruchtgebruik over aan haar dochter Agnes in een stukje erf genomen van de huisplaats, gelegen tussen erf van Gerit Groeys (later ook Gruys) en erf van Dirk van den Baudenberch, strekkend van de straat tot erf van Aart Buc, welk stukje erf 20 voet breed was.1 Agnes gaf dit stukje vervolgens in erfelijke cijns aan Meus Wedigen (elders ook Wegen) voor het vijfde deel van een hertogcijns van een oude groot uit de hele huisplaats en voor een cijns van 2 gulden.2 In een andere akte beloofden Agnes en Dirk om Egge en Peter, kinderen van Beatrijs, afstand te laten doen van hun recht zodra zij meerderjarig waren geworden.3In september 1426 wilde Egge zoon van wijlen Hendrik Daams afstand doen van zijn recht, maar de akte is niet afgewerkt.4

Bezitters:

(tussen Gruys en Van Baudenberch)
Beatrijs weduwe Hendrik Daams op onbekend tijdstip (1423.08.16?) »
Meus Wedigen (of Wegen)

Erf 5?

Op 17 augustus 1423 ten slotte droeg Beatrijs weduwe van Hendrik Daams van Megen haar vruchtgebruik over aan haar zoon Egge zoon en haar schoonzoon Lambrecht van den Heuvel, zoon van wijlen Jan van den Heuvel. Het betrof het vruchtgebruik van een stukje erf van 40 voet (11,48 m) lang aan de steeg, genomen uit de genoemde huisplaats.5 Egge en Lambrecht, laatstgenoemde als man van Agnes
 Iohannis de Wachtelberch erga dictum Henricum hodierno die acquisierat ex uno et inter quandam partem eiusdem domistadii quam Henricus filius quondam Cristiani vander Donredonc erga eundem Henricum acquisierat ex alio, tendentem a dicto viculo ad hereditatem dicti magistri Arnoldi; R. 1206, f. 210: inter quandam partem eiusdem domistadii quam Gerardus filius Iohannis de Wachtelberch erga dictum Henricum Daems soen acquisierat ex uno et inter quandam partem eiusdem domistadii quam Henricus filius quondam Cristiani vander Donredonck erga eundem Henricum acquisierat ex alio, tendentem a dicto viculo ad hereditatem dicti magistri Arnoldi Buck.
1.Beatrix relicta quondam Henrici predicti (niet doorgehaald: predicta cum) usufructum sibi ut dicebat competentem in (doorgehaald: sexta parte domistadii predicti) in! particula hereditatis sumpta de domistadio predicto, que particula sita est inter hereditatem Gerardi Groeys ex uno et inter hereditatem Theoderici vanden Baudenberch ex alio, tendente a dicto vico retrorsum ad hereditatem magistri Arnoldi Buc, que particula hereditatis xx pedatas in latitudine! continet, ut dicebat, legitime supportavit Agneti sue filie.
2.Dicta Agnes cum tutore dictam particulam terre dedit ad hereditarium censum Bartholomeo Wedigen, ab eodem hereditario iure habendam pro quinta parte unius grossi antiqui ex integro domistadio solvendi atque pro hereditario redditu duorum dictorum florenorum computando, dando sibi ab anno nativitatis Iohannis ex premissis.
3.Dicta Agnes cum tutore atque Theodericus vanden Baudenberch promiserunt indivisi super omnia quod ipsi Egonem et Petrum fratres, liberos Beatricis predicte, ad impuberes super premissis et iure ad opus eiusdem Bartholomei facient hereditarie renuntiare.
4.R. 1197, f. 129v. (1426.09 tussen akten van 7 en 10).
5.R. 1193, f. 406v. nw.: Beatrix relicta quondam Henrici Daems soen de Megen cum tutore usufructum sibi ut dicebat competentem in particula hereditatis sumpta de quodam domistadio sito in Buscoducis in viculo tendente a vico Hijntamensi ad et versus mansionem quondam Henrici Scilder inter
dochter van Beatrijs en Hendrik Daams, verkochten het stukje erf aan Dirk van den Baudenberch. Uit het stukje ging 2/5 deel van de hertogcijns uit de hele huisplaats.1Op 19 augustus 1423 gaf Dirk het stukje in erfelijke cijns aan Wouter van Lent, zoon van Albrecht van Lent voor de genoemde 2/5 deel en voor 3 pond te betalen aan Peter Petersz. Becker.2 Uit het feit dat er 2/5 van de cijns uit de oorspronkelijke huisplaats werd betaald, kan worden afgeleid dat het ook om 2/5 van de hele huisplaats ging.
Het goed vererfde op Wouters dochter Hendrikske, die trouwde met Jan Jansz. Bullen. Deze droeg het op 28 februari 1443 over aan Hendrik Bloemart pelser, zoon van wijlen Jan Krodewagen,3 en deze op zijn beurt op 16 oktober 1450 aan Broos zoon van wijlen Jan van der Stegen.4 Hierna kwam het bij een erfdeling aan Simon Schencken (!), zoon van Liesbet weduwe van Jan van der Stegen uit haar eerste huwelijk, als man van Dirkske dochter van Broos. Daarna vererfde het weer op Liesbet, die het complex op 4 januari 1485 transporteerde aan Aart van den Nieuwenhuis, zoon van wijlen Meus.

Bezitters:

(40 voet lang langs de steeg, strekkend tussen de steeg en mr. Aart Buc)
Beatrijs weduwe van Hendrik Daams 1423.08.17 »
 dictum viculum ex uno et inter hereditatem magistri Arnoldi Buc cyrurgici ex alio, tendentem ab hereditate dicti magistri Arnoldi ad communem aquam ibidem fluentem, quod domistadium Henricus Daems soen de Megen erga Iohannem filium quondam Henrici des Wevers soen de Espdonc ad censum acquisierat, prout in litteris, que particula hereditatis quadraginta pedatas ante iuxta dictum viculum in longitudine continet, ut dicebat, legitime supportavit Egoni suo filio atque Lamberto vanden Hovel, filio quondam Iohannis, eius generi.
1.Notum sit universis quod cum ita actum esset, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis Ego et Lambertus predicti tamquam tutor Agnetis sue uxoris, filie quondam Henrici Daems soen, dictam particulam hereditatis hereditarie vendiderunt Theoderico vanden Baudenberch --- exceptis duabus quintis unius grossi antiqui exinde solvendis.
2.Ald., f. 407 nw.: Dictus Theodericus vanden Baudenberch dictam particulam hereditatis, xl pedatas iuxta dictum viculum in longitudine continentem, dedit ad hereditarium censum Waltero de Lent, filio quondam Alberti de Lent, ab eodem hereditario iure habendam pro duabus quintis partibus partibus unius grossi antiqui, solvendi ex domistadio integro predicto, dandi ab alio terminis debitis atque pro hereditario censu trium librarum monete, dando Petri Becker, filio quondam Petri Becker, hereditarie nativitatis Iohannis ex predicta particula terre. De cijns van drie pond werd op 29 mei 1424 overgedragen aan Peter Jacobsz. van Grootliemde (R. 1194, f. 112). Diens erfgenamen transporteerden hem op 20 november 1462 aan Ida Daneelsdr. van den Acker (R. 1232, f. 361). Deze transporteerde hem op 22 december 1483 aan Jan Hendriksz. Croeck (R. 1253, f. 192v.). Krachtens het testament van Jan Croeck en zijn vrouw Marie kwam hij op 5 november 1495 aan de armen van de Vughterdijk (R. 1265, f. 112v.). Merkwaardigerwijs droeg Peter Petersz. Becker deze cijns op 22 november 1424 over aan Egge Hendriksz. Daams van Megen, die hem echter op 11 april 1425 terug overdroeg aan Peter Petersz. Becker (R. 1194, f. 16v.): Petrus Becker, filius quondam Petri Becker, hereditarium censum trium librarum monete, quem censum Wolterus de Lent, filius quondam Alberti de Lent, promiserat se daturum et soluturum Petro Becker predicto hereditarie nativitatis Iohannis ex particula hereditatis, sumpta de quodam domistadio sito in Buscoducis in quodam viculo tendente a vico Hintamensi versus mansionem quondam Henrici Scilder inter dictum viculum ex uno et inter hereditatem magistri Arnoldi Buc cirurgici ex alio, tendente a dicta hereditate magistri Arnoldi ad communem aquam, que particula hereditatis ante iuxta dictum viculum xl pedatas in longitudine continet et quam particulam hereditatis Wolterus de Lent erga Theodericum vanden Baudenberch pro dicto censu trium librarum ad censum acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Egoni filio quondam Henrici Daems soen de Megen ---.
 Dictus Ego dictum censum hereditarie supportavit Petro Becker, filio quondam Petri Becker ---.
3.R. 1213, f. 186.
4.R. 1221, f. 221v.
Dirk van Baudenberch 1423.08.19 »
Wouter Albrechtsz. van Lent
dochter Hendrikske x Jan Jansz. Bullen 1443.02.28 »
Hendrik Jansz Bloemaart, zoon wijlen Jan Krodewagen 1450.10.16 »
Broos Jansz. van der Stegen erfdeling »
dochter Dirkske x Simon Schencken (?) vererving (?) »
Liesbet weduwe Broos van der Stegen 1485.01.04 »
Aart Meusz. van den Nieuwenhuis

Denkelijk een ander erf kwam in het bezit van Lambrecht Jansz. van den Heuvel, gehuwd met Agnes Hendrik Daamsdr. van Megen. Op 5 september 1426 droeg Peter Becker, zoon van wijlen Peter Becker, man van Beatrijs weduwe van Hendrik Daams van Megen, het vruchtgebruik van huis, erf en tuin, gelegen in de Schilderspoort tussen erf van Gerit Krodewagen en tussen het water aldaar bij de brug, strekkend van de straat tot erf van mr. Aart Buc, over aan zijn stiefdochter en dochter Agnes. Het ging om het vruchtgebruik van dat deel van het goed dat toebehoorde aan Agnes dochter van Hendrik Daams en Beatrijs. Peter Becker droeg ook het recht op het goed dat hij had verkregen van Egge Hendrik Daamsz. over aan Lambrecht Jansz. van den Heuvel.1 Op 28 december 1427 droeg Lambrecht dit recht over aan Jan van den Heuvel, zoon van wijlen Jan, met uitzondering van een cijns van twee pond die Lambrecht daaruit had verkocht. Ook droeg hij het recht van Egge over aan Jan van den Heuvel, eveneens met uitzondering van een cijns van twee pond.2
Hierna vererfde dit complex op Katelijn dochter van Jan van den Heuvel, die trouwde met Gerit Hendriksz. Sanders van Os. Op 18 februari 1454 droeg deze met toestemming van Jan Batenz., Melis van den Heuvel en Jan Lodewijksz. Kanapart het goed over aan Willem zoon wijlen Victor Willemsz.3 Enkele jaren eerder had Gerit Jansz. van Os de hierboven genoemde cijns van twee pond uit het goed overgedragen aan Nenne weduwe van Jan van den Heuvel. Gerit had deze cijns verkregen van Lambrecht van den Heuvel.4
1.R. 1197, f. 127v.: Petrus Becker, filius quondam Petri Becker, maritus et tutor legitimus Beatricis sue uxoris, relicte quondam Henrici Daems soen de Megen, usufructum et omne ius ad ipsum et ad dictam suam uxorem spectantem in parte totus domus, aree et orti sitorum in Buscoducis apud vicum Hinthamensem ultra pontem domini Gerlaci in viculo tendente a dicto vico Hinthamensi per portam dictam Scilderspoirte inter hereditatem Gerardi Crodewagen ex uno et inter aquam ibidem fluentem et iuxta pontem ibidem ex alio, tendente a dicto vico usque ad hereditatem magistri Arnoldi Buc cyrurgici, in illa scilicet parte domus, aree et orti predictorum que per obitum quondam Henrici Daems soen ad Agnetem filiam eiusdem quondam Henrici successione advoluta est et per obitum dicte Beatricis ad eandem Agnetem successione advolvenda est, ut dicebat, legitime supportavit michi ad opus Agnetis predicte ---.
 Dictus Petrus Becker, filius quondam Petri die Becker, totam partem et omne ius que ad Egonem filium quondam Henrici Daems soen spectaverat in domo, area et orto predictis, quas partem et ius idem Petrus erga dictum Egonem acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Lamberto vanden Hovel, filio quondam Iohannis vanden Hovel, marito et tutori legitimo Agnetis predicte.
2.R. 1197, f. 375.
3.R. 1224, f. 192v.
4.R. 1221, f. 269v.: Gerardus de Os, filius quondam Iohannis de Os, hereditarium censum duarum librarum monete, solvendum hereditarie nativitatis Domini de et ex domo, area et orto sitis in Buscoducis apud vicum Hijnthamensem ultra pontem domini Gerlaci in vico tendente a dicto vico Hijnthamensi per portam dictam Scilders poert inter hereditatem Gerardi Crodewagen ex uno et inter aquam ibidem fluentem et iuxta pontem ibidem ex alio, quem censum dictus Gerardus de Os erga

Bezitters:

(tussen Gerit Krodewagen en het water)
Peter Petersz. Becker, man van Beatrijs weduwe Hendrik Daams, 1426.09.05 »
Lambrecht Jansz. van den Heuvel x Agnes Hendrik Daamsdr. van Megen
Jan Jansz. van den Heuvel
zijn dochter Katelijn x Gerit Hendriksz. Sanders van Os 1454.02.18 »
Willem Victor Willemsz.

Naast het erf van Jan van den Hoevel bevond zich een huis met zijn ondergrond van mr. Aart Buc. Zoals uit belendingen blijkt, was deze al omstreeks 1420 op deze plek gegoed. Op 8 november 1436 verkocht hij in de straat naar de mansio van wijlen Adam van Nijnsel een huis met zijn ondergrond aan Liesbet en Engel dochters van wijlen Boudewijn Aart Genenz. voor de ene helft en aan Hille dochter van wijlen Jan Vos voor de andere helft.1 Het huis werd gesitueerd tussen erf van Jan van den Heuvel en erf van Aleid van Lent en haar kinderen en strekte zich uit van de steeg tot overig erf van mr. Aart. Er lag een erf van één voet breed (28,7 cm) tussen als dakdrup, en verder de helft van het toilet tussen dit huis en het overig erf van mr. Aart. De hertogcijns bedroeg 11 3/4 penning. Verder ging er een cijns uit van vier pond aan mr. Aart. De koopsters mochten aan het eind van het huis naar mr. Aart toe geen open vensters plaatsen. Mr. Aart en de koopsters zouden ieder voor de helft het toilet onderhouden en ieder voor de helft het toilet laten schoonmaken.2

Bezitters:

(tussen Jan van den Heuvel en Aleid van Lent)
Mr. Aart Buc 1436.11.08 »
½ Liesbet en Engel dochters van Boudewijn Aart Genen
½ Hille Jansdr. Vos

Een onbekend huis en erf

Op 14 december 1393 verkochten heer Gosen van Lienden, zijn vrouwe Sofie weduwe van Marselis van Os, en heer Gillis van Os, zoon van wijlen heer Goiart van Os, ridder, de helft van een huis en erf aan Dirk Rover, zoon van wijlen heer Emond Rover, ridder. Dit goed werd gesitueerd tussen erf van Herman Koenen en erf van eertijds Jan Willemsz. van Oyen. Uit die helft ging de hertogcijns, een cijns van 20 schellingen oud geld en een cijns van 30 schellingen pagamenti.3 In een van de hierop volgende, zeer slecht leesbare schepenakten herriep heer Gillis de testa-
 Lambertum vanden Hoevel, filium quondam Iohannis vanden Hoevel, emendo acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Nenne relicte quondam Iohannis vanden Hoevel.
1.Zie hierboven.
2.Op 15 april 1437 deed Hendrik Buc, zoon van wijlen Klaas Meerskens, afstand van zijn naastingsrecht (R. 1206, f. 79).
3.R. 1180, f. 45: Dominus Goeswinus de Lienden, maritus legitimus domine Sophye sue uxoris, relicte quondam Marcelii de Os, et dicta domina Sophya cum eodem tamquam cum tutore, et dominus Egidius? de Os, filius quondam domini Godefridi de Os militis, medietatem domus et aree cum suis attinentiis dicti quondam ..., site in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem Hermanni Coenen ex uno et inter hereditatem? dudum Iohannis Willems soen de Oyen? ex alio, ut dicebat, hereditarie vendiderunt Theoderico Rover, filio quondam domini Emondi Rover militis --- exceptis censu domini ducis et hereditario censu xx solidorum antique pecunie et hereditario censu xxx solidorum communis pagamenti ex dicta medietate de iure solvendis.
mentaire bepalingen die hij onder meer met betrekking tot dit goed had gemaakt. Verdere gegevens over dit goed ontbreken, zodat niet uitgemaakt kan worden of het hier om een groot huis ging, wat de namen van de vervreemders en de verkrijger zouden doen vermoeden.

De mansio van Aart Heym (circa Hinthamerstraat 188?)

Dit complex, dat uitdrukkelijk mansio wordt genoemd, komt mogelijk voor het eerst voor in een schepenoorkonde van 27 januari 1355, toen gesproken werd van erf het hiervóór genoemde erf aan de kant van het Muntelke over het water van wijlen Willem van Nijnsel, priester, en van Jan van Nijnsel, gebroeders, tussen erf van jonkvrouw Katelijn weduwe van Aart Heym en erf van Gijsbrecht van den Broek priester.1 Hierna is er pas in de eerste helft van de vijftiende eeuw weer sprake van de woning (habitatio) van Aart Heym. Op 6 maart 1405 verkocht Aart Heym een pacht uit de helft van de mansio van wijlen Aart Heym – waarschijnlijk zijn grootvader –, en wel uit de helft die gelegen was over het water naar het Muntelke toe.2 In 1438 was sprake van vier kameren in de straat naar de woning habitatio van wijlen Aart Heym.3 In 1444 is sprake van Arnt Heymen poirt4 en twee jaar later van Arnt Heymen hofstede.5 Toen was er ook sprake van wijlen een zoon Jan van Aart Heym.
In 1306 was een Aart Heym hoogschout van ’s-Hertogenbosch.6 Schepen was er een Aart Heym in 1364/65, 1371/72, 1379/80, 1383/84, 1388/89, 1396/97, 1403/1404, 1408/09, 1412/23, 1435/36, 1443/44 (overleden) en 1449/50 (zoon van Jan Heym).7 Het moet dus om verschillende personen zijn gegaan. Dat het familieleden waren ligt voor de hand.

Op 7 maart 1444 transporteerde Peter Hoze, zoon van wijlen Lambrecht Hoze, een huisplaats binnen Arnt Heymen poirt tussen de weg aldaar en tussen erf van Jan Gek en de erfgenamen van Klaas Hels aan zijn zoon Korstiaan. Deze huisplaats werd gesitueerd tussen de straat aldaar en erf van Jan Gek en de erfgenamen van Klaas Hels.8

Bezitters:

Aart Heym »
1.Zie hierboven.
2.R. 1184, f. 284: Arnoldus Heyme vendidit Elizabeth filie quondam Iohannis Truden de Eyndoven beghine hereditariam pactionem unius modii siliginis mensure de Buscoduci, solvendam hereditarie Martini hyemalis et in Buscoducis ad domum Pauli Pistoris sitam in vico Ecclesie iuxta antiquas scolas ibidem tradendam ex medietate mansionis quondam Arnoldi Heyme, sita in Buscoducis ad vicum Hynthamensem, scilicet ex illa medietate que sita est ultra aquam ibidem currentem versus locum dictum Muntelken.
3.R. 1208, f. 306 (1438.09.23).
4.R. 1214, f. 247 (1444.03.07). Zie hierna.
5.R. 1216, f. 107v. (1446.08.13).
6.Jacobs, Justitie en politie, 238.
7.Ald. 259-266.
8.R. 1214, f. 247: Petrus Hoze, filius quondam Lamberti Hoeze, quoddam domistadium situm in Buscoducis iuxta vicum Hijnthamensem infra portam dictam Arnt Heymen poirt inter viam ibidem ex uno et inter hereditatem Iohannis Gheck et heredum quondam Nycholai Hels ex alio, quod domistadium dictus Petrus erga Arnoldum Heym emendo acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Cristiano suo filio.
Peter Lambrechtsz. Hoze 1444.03.07 »
zijn zoon Korstiaan

Eveneens op 7 maar 1443 transporteerde Peter een huis, erf en tuin gelegen tussen Steven Becker en erf van Peter van den Loek aan zijn broer (sic) Korstiaan. Hij had dit goed verkregen van Alard van Berlicum.

Bezitters:

Alard van Berlicum »
Peter Lambrechtsz. Hoze 1444.03.07 »
zijn broer Korstiaan

Op 13 augustus 1446 transporteerde Peter Hoze, zoon van wijlen Lambracht zoon van wijlen Peter Hoze, een huis, erf en tuin in de Hinthamerstraat tussen erf van Aart van den Berge en erf van de erfgenamen van wijlen Steven Becker, strekkend van de straat tot erf van Lodewijk van de Water, kanunnik in ’s-Hertogenbosch, samen me het gebruik van een poort, weg, trap en toilet aldaar, over aan de broeders van het gemene leven die op het erf geheten Arnt Heymen hofstede woonden. Naast de hertogcijns ging uit dit complex een cijns van vijf pond aan Hendrik Gek en een cijns van vier pond aan Hadewig weduwe van Hendrik Jansz.1

Bezitters:

Peter Lambrechtsz. Hoze 1446.08.13 »
broeders van het gemene leven

Op 5 september 1447 droegen heer Marten en Antonis zonen van wijlen Steven van Engelen en Gerit Gijsbrechtsz. Elst als man van Hadewig dochter van Steven een complex over aan Frank van Uden de jonge, schoenmaker, zoon van wijlen Aart van Uden. Het betrof huis en erf van wijlen Hendrik van Best, priester, gelegen tussen erf van Hendrik van Hees priester en een weg die aan Aart Heym toebehoorde, welk huis Dirk van der IJnden van Hendrik van Best, zoon van wijlen Jan van Best had verkregen; en verder de helft van een stenen muur, stenen ghevel geheten, met zijn ondergrond van de poort van wijlen Aart Heym. Deze poort was gelegen voor de mansio van wijlen Aart Heym aan de openbare straat. Dirk van der IJnden had deze helft verkrgen van Lambrecht zoon van wijlen Hendrik Hoze. Er ging uit deze goederen een cijns van acht pond, die genoemde heer Marten aan Hendrik van Oudenhoven had verkocht. Verder was er sprake van regelingen tussen Lambrecht Peter Hopze en genoemde wijlen Dirk alsook tussen Dirk en wijlen Gillis van Geel en Daneel Roesmont.2 Op 5 juni 1472 werd dit complex overgedragen aan de broeders
1.R. 1216, f. 107v.: Petrus Hoze, filius quondam Lamberti filii quondam Petri Hozen, domum, aream et ortum sitos in Buscoducis in vico Hijnthamensi ultra pontem domini Gherlaci inter hereditatem Arnoldi vanden Berghe ex uno et inter hereditatem heredum quondam Stephani Becker ex alio, tendentes a communi vico ad hereditatem domino Ludovico vanden Water, canonici in Buscoducis, simul cum iure utendi porta, via, gradu et cloaca ibidem consistentibus, prout dicti domus, area, ortus cum iure utendi predicto ibidem siti sunt et ad quondam Iohannem filium quondam Arnoldi Heyme pertinere consueverant et nunc ad Petrum pertinere dinoscuntur, ut dicebat, hereditarie vendidit michi ad opus congregationis fratrum in communi vita viventium, commorantium iuxta vicum Hijnthamensem in hereditate dicta Arnt Heymen hofstede, presentium et futurorum --- hereditarius census dimidii grossi antiqui census fundi et hereditarius census quinque librarum monete Henrico Gheck et hereditarius census quatuor librarum dicte monete Hadewigi relicte quondam Henrici Jans soen exinde e iure solvendi.
2.GAHt, R. 1217, f. 356v.: Dominus Martinus et Anthonius fratres, liberi quondam Stephani de Enge-
van het gemene leven aldaar.1

Bezitters:

Hendrik Jansz. van Best, priester
Dirk van der IJnden
??
de kinderen van Steven van Engelen 1447.09.05 »
Frank Aartsz. van Uden
zijn weduwe het vruchtgebruik 1472.06.05 »
hun zonen Herman en Gerit
hun zonen Herman, Gerit en Jan het goed 1472.06.05 »
de broeders van het gemene leven

Op verzoek van Hadewig dochter van Peter Hoze vond op 29 januari 1452 scheiding en deling van goederen plaats. Krachtens die deling viel aan Korstiaan zoon van wijlen Peter Hoze een cijns van vijf pond ten deel die Aart van der Heiden lakenscheerder aan Lambrecht zoon van wijlen Peter had beloofd uit een deel van een huis en erf in de Hinthamerstraat tussen (erf van) Hendrik Gek en een tussengevel,
 len, atque Gerardus Elst, filius Ghiselberti, maritus et tutor legitimus ut dicebat Hadewigis sue uxoris, filie dicti quondam Stephani, domum et aream domini quondam Henrici de Best presbiteri, sitam in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem domini quondam Henrici de Hees presbiteri ex uno et inter quandam viam que ad Arnoldum quondam Heyme spectabat ex alio, quam domum et aream Theodericus vander IJnden erga Henricum de Best, filium quondam Iohannis de Best, acquisierat, prout in litteris; insuper medietatem muri lapidei stenen ghevel vocata cum suo fundo porte quondam Arnoldi Heyme, que porta sita est in Buscoducis in vico Hijnthamensi ante mansionem quondam Arnoldi Heyme predicti contigue iuxta communem plateam, quam medietatem muri predicti Theodericus vander IJnden erga Lambertum filium quondam Henrici Hoze emendo acquisierat, prout in litteris, simul cum attinentiis dicte domus et aree singulis et universis, ut dicebat, hereditarie supportaverunt Franconi de Uden iuniori sutori, filio quondam Arnoldi de Uden --- excepto hereditario censu octo librarum monete, quem dictus dominus Martinus dudum ex premissis Henrico de Audenhoven vendiderat aut solvere promiserat atque condicionibus et ordinaciobus que inter Lambertum filium quondam Petri Hoze et dictum quondam Theodericum necnon inter eundem quondam Theodericum et inter quondam Egidium de Gheel et Daniel Roesmont factis et ordinatis.
1.R. 1241, f. 106-106v.: Notum sit universis quod cum Iohannes de Teeffelen tamquam maritus et tutor legitimus Elisabeth sue uxoris, relicte quondam Franconis de Uden, et ipsa Elisabeth cum eodem, usufructum dicte Elisabeth competentem in quibuscumque bonis mobilibus et hereditariis Elisabeth et quondam Franconis predictorum, in quibus eadem Elisabeth suum possidet usufructum, ubicumque locorum consistentibus, sitis ac solvendis, legitime supportasset Hermanno filio Elisabeth et quondam Franconis predictorum ad opus sui et ad opus Gerardi sui fratris, filii Elisabeth et quondam Franconis predictorum, prout in litteris, constituti igitur coram scabinis infrascriptis Hermannus et Gerardus fratres predicti domum et aream domini quondam Henrici de Best presbiteri, sitam in Buscoducis in vico Hijnthamensi inter hereditatem domini quondam Henrici de Hees presbiteri ex uno et inter quandam viam que ad Arnoldum quondam Heyme spectabat ex alio; insuper medietatem muri lapidei stenen gevel vocati cum suo fundo porte quondam Arnoldi Heyme, que porta sita est in Buscoducis in vico Hijnthamensi ante mansionem quondam Arnoldi Heyme predicti contigue iuxta communem plateam, quas domum, aream, medietatem muri predictas Franco de Uden iunior, sutor, filius quondam Arnoldi de Uden, erga dominum Martinum et Anthonium fratres, liberos quondam Stephani de Engelen, atque Gerardum Elst, filium Giselberti, maritum et tutorem legitimi Hadewigis sue uxoris, filie dicti quondam Stephani, acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportaverunt michi ad opus fratrum domus clericorum sancti Gregorii in communi vita viventium, commorantium in vico Hijnthamensi ---.
 Iohannes filius quondam Franconis de Uden iunioris prebuit et reportavit michi ad opus domus predicte. ---.
 Idem Iohannes super premissis et iure ad opus dictorum fratrum domus predicte hereditarie renuntiavit.
welk deel Aart van Lambrecht ten cijns had gekregen. Korstiaan moest daarvoor elf peters uitkeren aan Gerit, Hadewig en Bijne, kinderen van Peter zoon van wijlen Lambrecht Hoze.1
Op 18 juni 1455 vervolgens deed Frank van Uden de jonge, zoon van wijlen Aart van Uden, afstand van een weg en het recht van wegen daarop tussen zijn erf en tussen erf van de broeders van het gemene leven, van Hendrik Bloyman en andere buren, strekkend van de Hinthamerstraat tot het water. Het voor- en achterhuis kregen van het klooster een ruimte van driekwart voet voor de dakdrup over de weg en een afvoer van het hemelwater – zonder vuil – door een hantwatergat.2

Bezitters:

Frank Aartsz. van Uden 1455.06.18 »
de broeders van het gemene leven

Bij een erfdeling op 11 februari 1444 op verzoek van Willem van Mughovel vielen drie kameren met hun ondergrond en tuinen en een aangrenzend stukje erf in een steeg van de Hinthamerstraat naar erf van Aart Heym tussen de steeg en erf van Jan Gek, strekkend vanaf erf van Hendrik Bloyman tot het water, aan Jacobke weduwe van Gosen Hellinc gedurende haar leven en na haar dood erfelijk aan hun zoon Rutger ten deel.3
1.R. 1222, f. 26-26v.: Mediante qua divisione --- ...a insuper hereditarius census (quin)que librarum monete, quem censum quinque librarum ... Heyden rasor pannorum promiserat se daturum et soluturum Lamberto filio quondam Petri Hoze hereditarie ... (med)iatim nativitatis Iohannis ex quadam parte domus et aree, site in Buscoducis ad vicum Hijnthamensem ... (He)nrici Geck ex uno et inter portam quondam Arnoldi Heym, postea ad dictum Lambertum spectantem ... scilicet parte que sita est inter dictam hereditatem dicti quondam Henrici Geck ex uno et inter parietem intersticialem ... in my(dde)lwant ex alio, simul et ex attinentiis eiusdem partis domus et aree singulis et universis, quam partem domus et aree cum suis attinentiis dictus Arnoldus vander Heyden erga dictum Lambertum ad censum acquisierat, prout hec omnia in diversis litteris continentur --- Cristiano filio quondam Lamberti Hoze cesserunt (in partem)b, sub tali condicione quod dictus Cristianus dabit et refundet ac dare et refundere tenebitur Gerardo, Hadewigi et Bijne, liberis Petri filii quondam Lamberti Hoze, infra hinc et festum Penthecosten proxime futurum undecim aureos peters vel valorem semel in paratis pecuniis.
 a Deel afgescheurd.
2.R. 1225, f. 82: Franco de Uden iunior, filius quondam Arnoldi de Uden, super via quadam et iure utendi eadam, iuxta vicum Hijnthamensem inter hereditatem dicti Franconis ex uno et inter hereditatem fratrum communi vita, commorantium in hereditate quondam Arnoldi Heym sita in Buscoducis iuxta vicum predictum, Henrici Bl(oyman) et quorundam aliorum vicinorum ibidem ex alio, tendente a communi vico Hijnthamensi predicto usque aquam ibidem fluentem, ut dicebat, atque super toto (iure)a dicto Franconi in eadem via quovis modo competente, ad opus dictorum fratrum in communi via viventium, commorantium pro tempore in hereditate quondam Arnoldi Heym in Buscoducis iuxta vicum Hijnthamensem predictum, hereditarie renuntiavit --- tali conditione annexa quod domus anterior et domus posterior eiusdem Franconis, stantes in dicta sua hereditate, optinebunt et perpetue habebunt pro earum stillicidiis straminum tres quartas partes unius pedate supra eandem viam et ius in? illis stillicidiis deducendi aquas per foramen quoddam dictum hantwater gat absque aliqua putredine et immunditia, prout domini Iohannes de Beirck tamquam rector et Coenrardus filius Lamberti Mercatoris, procurator dictorum fratrum pro se et eorum confratribus predictis, hoc palam recognoverunt.
3.R. 1214, f. 50: item tres camere cum suis fundis et ortis ac particula hereditatis sibi adiacens, site in Buscoducis in vico Hijnthamensi ultra pontem domini quondam Gerlaci in quodam viculo tendente a dicto vico usque hereditatem quondam Arnoldi Heyme inter dictam viculum ex uno et inter hereditatem quondam Iohannis Gheck ex alio, tendentes ab hereditate Henrici Bloyman ad dictam communem aquam, simul cum oneribus exinde de iure solvendis Iacobe relicte quondam Goeswini Hellync ad eius vitam et Rutgero filio dicte Iacobe et quondam Goeswini predictorum hereditario iure cesserunt in partem.

Bezitters:

?? 1444.02.11 erfeling »
Jacobke weduwe Gosen Hellinc (vruchtgebruik) en hun zoon Rutger (erfelijk

Hendrik Bloyman, zoon van wijlen Hendrik Bloyman, weduwnaar van Liesbet dochter van wijlen Hendrik van Brussel, transporteerde op 13 december 1455 aan zijn zoon Hendrik het vruchtgebruik van een stukje erf genomen van een erf van wijlen Aart Heym bij het openbare water tussen een weg en tussen erf van wijlen Klaas Hels en andere buren aldaar, strekkend van het water tot erf van Peter Hoze, te weten van het stukje dat gelegen is bij een stukje erf van het genoemde erf van wijlen Aart Heym dat Gosen Hellinc van Peter Hoze had verkregen, welk stukje erf bij de weg 56 voet (16,07 m) breed was, strekkend van het genoemde erf van Gosen tot het overige erf van Peter. Er hoorde ook het gebruik bij van een weg, watertrap en toilet. Hendrik had dit stukje erf verkregen van Peter Hoze tripmaker. Hendrik Hendrik Hendriksz. Bloyman droeg dit stukje erf vervolgens over aan de broeders van het gemene leven.1

Bezitters:

Hendrik Hendriksz. Bloyman vruchtgebruik 1455.12.13 »
zijn zoon Hendrik Hendrik Hendriksz. Bloyman 1455 goed »
de broeders van het gemene leven

Het vruchtgebruik van het zojuist genoemde andere stukje erf werd op 26 mei 1459 door Jacobke weduwe van Gosen Hellinc timmerman overgedragen aan hun beider zoon Rutger, die het stukje daarna transporteerde aan de broeders.2

Bezitters:

Jacobke weduwe Goden Hellinc 1459.05.26 vruchtgebruik »
hun zoon Rutger goed 1459.05.26 »
de broeders van het gemene leven

Op 30 maart 1468 werd ook een tuin over het water aan de broeders overgedragen.3
1.R. 1226, f. 419: Henricus Bloyman, filius quondam Henrici Bloyman, relictus quondam Elisabeth sue uxoris, filie quondam Henrici de Bruessel, usufructum sibi ut dicebat competente in quadam particula hereditatis sumpta de quadam hereditate quondam Arnoldi Heym, sita in Buscoducis in vico Hijnthamensi ultra pontem domini quondam Gerlaci iuxta communem aquam ibidem inter quandam viam ibidem ex uno et inter hereditatem quondam Nycolai Hels et quorundam aliorum vicinorum ibidem ex alio, tendente a dicta communi aqua ad hereditatem Petri Hoze, videlicet in illa particula hereditatis que sita est contigue iuxta quandam particulam hereditatis de dicta hereditate quondam Arnoldi Heym sumpta quam Goeswinus Hellinc erga Petrum Hoze? acquisierat et que particula hereditatis continet iuxta dictam viam quinquagintasex pedatas in latitudine, tendens? a dicta hereditate dicti Goeswini versus reliquam hereditatem dicti Petri, simul cum? ..? iure utendi dicta via et quibusdam gradu aquatili et cloaca ibidem supra dictam aquam situandis similiter aliis hominibus ius in eisdem habentibus et habituris, quas particulam hereditatis, ius utendi via, gradu aquatili et cloaca predictis predictus Henricus erga dictum Petrum Hoze calopodiatorem? acquisierat, prout in litteris, simul cum edificiis in dicta particula hereditatis consistentibus, supportavit Henrico filio primodicti quondam Henrici? predicti? ---.
 Quo facto dictus Henricus filius primodicti Henrici premissa legitime supportavit michi ad opus fratrum in communi vita viventium quamdiu in hereditate quondam Arnoldi Heym, sita in Buscoducis iuxta vicum Hijnthamensem.
2.R. 1229, f. 124v.
3.R. 1237, f. 31.

Bezitters:

kinderen Jan Minnemeer en echtgenoten krachtens testament van Barbara Hermansdr. Avemary 1468.03.30 »
de broeders van het gemene leven

Het is dus duidelijk dat de broeders van het gemene leven bezig waren hun kloosterterrein, dat zich bevond op het erf van de mansio van Aart Heym, te vergroten. Aan te nemen valt dat de mansio zelf opgenomen is in de bebouwing van het klooster.

In het cijnsregister van 1520 betaalt het Meelmansgasthuis 17 penningen ‘voor Aart Heym’ over 40 voet in het Muntelke.1 Dit was ter hoogte van Hinthamerstraat 188.

dr. M.W.J. De Bruijn, Utrecht augustus 2011